wachten te paard; dan volgden een eskadron huzaren met standaard en muziek, een detachement rijdende artillerie, een compagnie vestingartillerie, een detachement van de Koloniale Reserve, een detachement schippers, telkens afgewisseld door kleine groepen van officieren te paard; vervolgens de kapel der grenadiers en jagers, eene afdeeling matrozen, een compagnie van de stedelijke schutterij en eindelijk het eerste gedeelte van de eerewacht te paard.
Nu volgde de eigenlijke koninklijke stoet. Voorafgegaan door een stalfoerier en twee rijknechts te paard, verscheen eerst de ceremoniemeester van H.M. in een rijtuig met twee paarden; dan de dienstdoende kamerheeren, in twee rijtuigen, de hoofden van de departementen der hofhouding, ook in twee rijtuigen en dan het tweede gedeelte der eerewacht.
Voorafgaan door weer twee bereden officieren, volgden nu de hofdames der koningin en die der koningin-moeder, elke groep in een rijtuig met twee paarden; dan de grootofficieren van H.M. in een rijtuig met vier paarden, de dames du palais van H.M. ook in een rijtuig met vier paarden, evenzoo de grootmeesteressen van H.M. en de opperceremoniemeester.
Na het derde gedeelte der eerewacht te paard, verschenen verder twee stalmeesters in buitengewonen dienst te paard, de ordonnansofficieren van H.M. te paard, rijdende op één gelid, en eindelijk.... daar naderde in de vorstelijke staatsiekoets met acht paarden bespannen, elk door een koetsier bij den teugel geleid, Hare Majesteit de Koningin vergezeld van haar doorluchtige Moeder.
Rechts van het rijtuig stapten het hoofd van het Militaire Huis, adjudant-generaal van H.M., de generaal-bevelhebber in de eerste Militaire Afdeeling en de commandant van de eerewacht; links de luitenant-generaal, adjudant-generaal van H.M. en de onder-commandant van de eerewacht.
Achter het koninklijk rijtuig sloten zich aan de adjudanten van H.M. in gewonen dienst, rijdende op één gelid, Zijne Hoogheid Jang di Pertoewan besar Sjarif Hasjim Abdoel Djalil Saifroeddin, sultan van Siak Sri Indrapoera en onderhoorigheden; Pangeran Ario Mataram, broeder van den Soesoehoenan van Soerakarta; Pangeran Mangkoe Negoro en Pangeran Sosro, zoons van den sultan van Koetei, allen te paard en rijdende op één gelid.
Wederom adjudanten in buitengewonen dienst, nu rijdende in groepjes van drie, de niet ingedeelde bereden hoofdofficieren van Amsterdams garnizoen, het vierde gedeelte der eerewacht te paard, de beide eerewachten van schutterij en voetvolk, die voor het station opgesteld hadden gestaan en eindelijk een commando cavalerie tot sluiting van den stoet.
In feestelijken, luisterrijken optocht ontrolde zich die lange processie langs de Sarphatistraat, over de Hooge Sluis, het Frederiksplein over, de Utrechtsche straat door tot aan de Heerengracht, dan de noordzijde van die gracht volgende voorbij het Thorbeckeplein tot aan de Vijzelstraat, de brug over en langs de zuidzijde der Heerengracht tot de Leidschestraat, deze straat weer door tot aan de Keizersgracht, deze aan de oostzijde langs tot aan de nieuwe Raadhuisstraat, deze door, den N.-Z.-Voorburgwal over, de Paleisstraat door naar den Dam, en om het monument heen, eindelijk het Paleis bereikend.
De stedelijke schutterij en het garnizoen der hoofdstad, langs den geheelen weg opgesteld, zorgde met de politie voor de handhaving der orde.
Verder stonden van afstand tot afstand vijf en dertig burgerlijke en tien militaire vereenigingen geschaard, om de binnentrekkende vorstin bij haar zegetocht hulde te bewijzen, in het geheel een zesduizend personen met vaandels en muziekkorpsen, terwijl de veelbelovende wakkere jongens van de eerewacht ‘Klein maar dapper’ vóór de tribune op het Frederiksplein waren opgesteld. Zoodra het koninklijk rijtuig naderde, hief het muziekkorps der vereeniging, die gepasseerd werd, het Wilhelmus aan, terwijl de leden, het hoofd ontblootende, uit volle borst riepen: ‘Leve de koningin!’
Aldus naderde de koningin, gestadig door de tonen van het Wilhelmus en de vivats der menigte begroet, den Dam, waar een eerewacht van matrozen en mariniers met het stafmuziekkorps der Nederlandsche zeemacht haar afwachtte.
Den volgenden morgen omstreeks halftien kondigde een geschut van honderd en een kanonschoten, door klokgelui en klokkenspel vroolijk begeleid, den aanvang aan van de gewichtige plechtigheid, die in de Nieuwe Kerk zou worden voltrokken.
Reeds weken te voren had men gearbeid aan de versiering van het oude, eerwaardige tempelgebouw, dat reeds drie Nederlandsche koningen onder zijn statige gewelven kronen zag. Tegen het fraaie koperen koorhek, blinkend als goud, was de troon opgericht, door de gunstig bekende firma Jansen te Tilburg voor deze gelegenheid opzettelijk vervaardigd en overhuifd met een baldekijn, dat zich zeventien meter boven den vloer verhief.
Het plaveisel van blauwe zerken was bedekt met een houten vloer, met prachtige tapijten en loopers belegd; in de open ruimten tusschen de pilaren hingen breede draperieën van lichtblauwe stof, met heraldieke leeuwen bezaaid, terwijl de kerkbanken met geel fluweel waren bekleed.
Aan weerszijden van den troon en recht daartegenover waren tribunes opgeslagen voor de hooge genoodigden; daardoor was de preekstoel geheel aan het oog onttrokken, terwijl verder alle balken en ijzeren steunsels tusschen de pilaren verborgen waren onder lambrekijnen, waaruit groote oranjekleurige strooken doek afhingen; de gaskronen waren tijdelijk uit het gebouw verwijderd. De ruimte achter het koorhek eindelijk was met een rijke plantenversiering aangevuld en daardoor als in een bloemhof herschapen.
Tijdig voor de plechtigheid waren de koninklijke kroon, de schepter, de rijksappel en de grondwet des Rijks reeds in het kerkgebouw gebracht en op rood fluweelen kussens op een credentietafel tegenover den troon neergelegd.
Om tien uur waren al de dames en heeren, aangewezen om Hare Majesteiten en de verdere vorstelijke personen naar de kerk te vergezellen, in het koninklijk Paleis vergaderd, terwijl de schutterij en het garnizoen op den Dam waren opgesteld. Als eerewacht stond voor den linkervleugel van het Paleis een compagnie schutterij met muziek, voor den rechtervleugel de Nederlandsche Studenten-Schietbond; voor den ingang der kerk rechts een compagnie grenadiers met muziek, links een compagnie jagers. Van de deur tot halverwege den troon stond een enkele rij manschappen van de schutterij geschaard.
Van het Paleis tot aan de kerk werd als een laan gevormd door een dubbele rij adelborsten en cadetten.
Achtereenvolgens kwamen nu al de verschillende genoodigden in het kerkgebouw samen. Eerst de leden der beide Kamers, die, om tien uur in het Paleis bijeengekomen, zich een kwartier later, geëscorteerd door een commando infanterie, op weg begaven naar de kerk, waar zij aan den ingang door twee ceremoniemeesters werden ontvangen en naar hun zitplaatsen geleid tegenover den troon. Hier vergaderden zij zich tot een openbare en vereenigde zitting der Staten-Generaal.
Een kwartier daarna volgden de ministers en leden van den Raad van State, het corps diplomatique, de ministers van Staat, de grootkruisen der Nederlandsche orden, de Hooge Raad, de Rekenkamer, de commissarissen der Koningin in de verschillende provinciën, het Hoog Militair Gerechtshof, de Hooge Raad van Adel en verdere staatsambtenaren, wien plaatsen in de kerk waren aangewezen.
Om kwart voor elven verschenen de Indische vorsten, die plaats namen rechts en links aan den voet van den troon, om daar Hare Majesteit af te wachten; weer vijf minuten later de aan het koninklijk Huis verwante vorsten en vorstinnen, in een koets met acht paarden van het Paleis kerkwaarts gebracht; zij namen plaats in de loge rechts van den troon.
Tien minuten voor elven reed de koninginmoeder naar de kerk, ook in een rijtuig met acht paarden en evenals de vorigen haar weg nemende door de Paleisstraat om af te stappen voor de kerkdeur aan den N.-Z.-Voorburgwal. De stoet, die haar vergezelde, bestond uit een escorte cavalerie, de ceremoniemeesters in rijtuig, de kamerheeren in twee rijtuigen, verder de grootmeesteres van H.M., haar hofdame van dienst, haar kamerheer en haar particulier secretaris, eindelijk de hofdames, de thesaurier, de intendant van Soestdijk enz., allen in rijtuigen en eindelijk een escorte cavalerie tot sluiting van den stoet.
Aan den ingang der kerk werd de Koningin-Moeder opgewacht door haar dames du palais om haar bij het binnentreden van het gebouw te volgen.
Onmiddellijk bij haar binnentreden deed het orgel, door blaasinstrumenten versterkt, zijn machtige galmen hooren als voorspel op het Wilhelmus, dat straks bij de verschijning der koningin zelve jubelend zou losbarsten.
Om elf uur verliet Hare Majesteit, onder de losbranding van het geschut, het gelui der klokken en de tonen van den beiaard, het Paleis om zich tusschen de rijen der adelborsten en cadetten door te voet naar de kerkdeur op den Dam te begeven, voorafgegaan door de Herauten van Wapenen met hun trompetters, de Koningen van Wapenen, de ceremoniemeester, die echter pas aan den ingang der kerk zijn plaats innam, twaalf kamerheeren gaande drie aan drie, de hoofden van de departementen der hofhouding, de groot-officieren der Kroon, het Rijkszwaard ontbloot gedragen door den gepensioneerden luitenant-generaal K. van der Heyden, den standaard van het koninkrijk, gedragen door den gepensioneerden vice-admiraal P. ten Bosch, het vaandel van het 7e regiment infanterie en den standaard van het 3e regiment huzaren, door officieren gedragen, het vaandel van de schutterij en dat van de grenadiers en jagers en eindelijk de opperceremoniemeester.
H.M. werd gevolgd door vier adjudanten, dragers van den koninklijken mantel, den grootmeester van H.M., de adjudanten in gewonen en buitengewonen dienst, de ordonnans-officieren, de vlagofficieren en de generaals in actieven dienst. Allen, die deelnamen aan dezen stoet, met uitzondering van de dragers van vaandels en standaarden en van de herauten met hun trompetters, waren blootshoofds.
Aan de deur werd H.M. ontvangen door een commissie uit de Staten-Generaal, die haar naar den troon geleidde, terwijl een uitgelezen koor inmiddels het Wilhelmus aanhief. De drie strophen, door den grijzen Nicolaas Beets opzettelijk voor de plechtigheid geschreven, werden gezongen:
Heldhaftig, goed en groot,
Zoo dikwijls wij ons scharen
Wordt ook met stem en snaren
Uw lied en deugd herdacht.
U blijft het volk getrouwe,
Ten top van eer verheven,
Draag lang en blij de kroon!
Wij steunen op Uw trouwe,
Zijn Godlijk oog en hand,
De koningin, op den troon gezeten, hield nu, met krachtige, duidelijke stem, nadruk leggend op elk woord, zoodat tot in de verste hoeken der kerk alles kon worden verstaan, de volgende toespraak:
‘Mijne Heeren leden der Staten-Generaal,
Reeds op jeugdigen leeftijd heeft God Mij door het overlijden van Mijnen overgetelijken