De tenhemelopneming van Maria. -
Het is de vaste, van de oudste tijden af algemeen aangenomen en door de heilige Vaders bevestigde overlevering der Kerk, dat de allerheiligste Maagd Maria na haar dood met ziel en lichaam werd opgenomen in den hemel. ‘De onderstelling,’ zegt de H. Augustinus, ‘dat Maria's lichaam aan het bederf onderhevig zou zijn geweest, is in strijd met de onvergelijkelijke voorrechten, welke haar geschonken zijn.’ Maar welke zekerheid wij ook hebben omtrent het feit van Maria's tenhemelopneming, de wijze waarop dit geschiedde is niet bekend. En die zekerheid laat plaatsruimte voor verschillende overleveringen en dichterlijke voorstellingen, die de christelijke kunst zich ten nutte heeft gemaakt bij haar onderscheiden afbeeldingen van Maria's hemelvaart.
De meest algemeen aangenomen overlevering omtrent die wondervolle tenhemelopneming is deze dat Maria, na op hoogen leeftijd in den Heer ontslapen te zijn, door de apostelen werd grafwaarts gedragen. De apostel Thomas was hierbij echter niet tegenwoordig; de Moeder van zijn goddelijken Meester was begraven zonder dat hij haar nog een laatste maal had mogen aanschouwen. Daarom werd op zijn aandringen het reeds gesloten graf geopend, opdat hij nog eenmaal een blik zou mogen werpen op het vereerde gelaat. Maar, o wonder, het graf was ledig en met een zoeten geur vervuld.
Wel voegt de overlevering er aan toe, dat tal van leerlingen en geloovigen van het wonder getuige waren en God loofden en dankten om de verheerlijking van Zijn allerheiligste Moeder; maar zij zegt niet dat de saamgestroomde schare het lichaam zag ten hemel zweven.
De Spaansche schilder Seguiera heeft echter, met de vrijheid, die de kunst in haar scheppingen veroorloofd is, gemeend dit op zijn levendig bewogen tafereel aldus te mogen voorstellen. In opgetogen bewondering en heilige verrukking staren de apostelen en geloovigen de Moedermaagd na, die zich met haar beminden goddelijken Zoon gaat hereenigen in den hemel.