Nederlandsche legenden.
VII.
Swobbelauwa.
De lezers van de Belgische Illustratie, die niet de Friesche taal verstaan - en dat zullen er waarschijnlijk velen in Nederland zijn - zullen wellicht met eenige verwondering, dat voor hen onverstaanbare opschrift boven deze regelen gelezen hebben. Daarom zij reeds hier het opschrift vertaald. In de Hollandsche taal beteekent het ‘de trouw van Swobbe.’
Omstreeks het midden der XVe eeuw had binnen de stad Bolsward een sterfgeval plaats, dat oorzaak werd van den ongelukkigen burgeroorlog tusschen de Schieringers en Vetkoopers wederom aan te wakkeren en welke eerst eindigde nadat Friesland voorgoed zijne vrijheid, zijn zelfstandigheid, geheel was ontnomen.
De overledene was Tjaard Jongema. Uit het geslacht der Jongema's zijn meermalen mannen voortgekomen, die als potestaat van Friesland hun land hebben bestuurd en hun goed en bloed voor Frieslands vrijheid hebben veil gehad.
Tjaard Jongema had tot zijne dood het bestuur over de stad Bolsward uitgeoefend. Volgens het gebruik moest zijn zoon Goslik hem opvolgen, maar Goslik was minderjarig. Daarom werd Juw Jongema, zijn oom van vaderszijde, tot zijn voogd en tevens tot dien der stad aangesteld.
Deze aanstelling was niet naar het genoegen van Wyts, de moeder van Goslik. Zij begeerde de voogdij over haren zoon en over de stad voor zich zelve, mogelijk uit vrees, dat wanneer Goslik meerderjarig zou worden, Juw Jongema niet bereid zou zijn, het beheer der stad weer aan Goslik over te dragen.
Wyts verbond zich met haren schoonzoon, Sicco Sjaardema, om met geweld van wapenen Jongema uit Bolsward te verdrijven.
Die toeleg gelukte maar al te wel, maar de overwinning, door de mannen van Sjaardema bevochten, was niet van langen duur. Zij bedreven binnen Bolsward zooveel gewelddadigheden, dat de burgers van Bolsward, geholpen door de gewapende mannen van Jongema, hen uit de stad verdreven. Juw Jongema werd daarna weer in het bestuur van Bolsward hersteld.
Maar nu was hierdoor het vuur van den burgeroorlog tot lichtelaaie aangeblazen. Jongema verbond zich met Sneek, om tegen den gewapenden Sjaardema, die zich versterkt had in een stins, welke zijn zuster Swobbe toebehoorde, op te trekken.
De stins werd belegerd. De aanvoerder der belegeraars was Scherne Wybe Grovestins. Reeds lang had het beleg geduurd, maar de belegeraars konden zich op geen enkel voordeel beroepen. Eene beschieting hielp niets, wijl de dikke muren weerstand boden aan de kogels. En eene bestorming evenmin, want de heldenmoed der belegerden sloeg elken aanval af.
Dit verdroot Grovestins. Hij trachtte tot een verdrag te komen en verzocht daarom een onderhoud met Swobbe. De valsche vrouw stond dit toe, onder voorwaarde, dat Grovestins alleen en ongewapend binnen de stins zou komen, wijl zij voorgaf ziek te zijn. Voetje voor voetje, ondersteund door een tweetal schildknapen en steunend op een stokje, naderde zij de poort der stins. Zij wenkte Grovestins binnen te treden. De aanvoerder der belegeraars vertrouwde haar maar half. Daarom vroeg hij haar in de landstale:
‘Swobbe-nift, is 't lauwa?’ d.w.z.: ‘Swobbenicht, is het vrede, wapenstilstand, heb ik vrijgeleide.’
En de booze vrouw antwoordde hem:
‘'t Is lauwa,’ d.w.z.: ‘gij hebt vrijgeleide.’
Daarop trad Grovestins binnen de poort, maar het onderhoud leidde tot niets. Na eenigen tijd vertrok hij. Hij was nauwelijks midden op de valbrug, toen Swobbe hem terugriep. Denkende dat zij zich bedacht had, trad Grovestins andermaal de poort binnen, maar nauwelijks had hij dit gedaan, of een aantal gewapende mannen traden op bevel van Swobbe toe, knevelden Grovestins en wierpen hem in den kerker.
Tevergeefs beriep Grovestins zich op het woord van Swobbe. De valsche vrouw beweerde, dat zij hem wel voor zijn eerste komst over de brug vrijgeleide had gegeven, maar niet voor de tweede maal. Grovestins meende, dat het niet noodig was, het ten tweede male te vragen.
Sedert dit voorval heet een bedrieglijke, valsche belofte bij de Friezen ‘Swobbelauwa,’ d.w.z.: ‘trouw van Swobbe.’
Joës a Leydis.