Zoo was er te Zaandam ook een Engelschman, die Pieterbaas op een keer in zijn arbeid stoorde. Het kwam tot woorden en al gauw tot vuistslagen. Bij slot van rekening wierp de Engelsche bokser den overwinnaar van Turken en Tartaren, den keizer van Moscovië semper Augustus languit op den grond. ‘Ik moet nog leeren boksen,’ zei Peter leukweg, terwijl hij opkrabbelde.
Toch verried zich in den werkman een enkele maal de hervormer en wetgever. Peter schreef namelijk onder degenen, die hij leerde kennen, allen op, die hem door bekwaamheid schenen uit te munten, om ze later voor zijnen dienst aan te werven.
Ankersmederijen, touwslagerijen, olie- en papiermolens, alles nam hij opmerkzaam op om daarmee later zijn voordeel te kunnen doen, en hij legde zich een heele verzameling aan van de uiteenloopendste gereedschappen, die nu nog in het museum te St.-Petersburg te zien zijn.
Terwijl Pieterbaas te Zaandam passer en bijl hanteerde, kwamen de gezanten der vreemde hoven er hem over de Europeesche staatkunde spreken. Hij vernam er de dubbele keuze van koning August van Saksen en den prins van Conti tot koning van Polen. Onmiddellijk belooft de Zaandamsche scheepstimmerman den eersten dertigduizend man; vervolgens zendt hij van uit zijn scheepstimmerwerf bevel aan zijne troepen in de Ukraine om zich tegen de Turken te verzamelen. Men zal erkennen dat dit kranige manieren waren voor een vijfen-twintigjarig vorst.
Intusschen schudde de burgemeester van Zaandam het hoofd over dat gaan en komen van al die groote heeren, die bij Pieterbaas in en uit liepen. De man verbeeldde zich dat hier wel eene samenzwering tegen Hunne Hoog Mogenden achter schuilen kon, en wilde Pieterbaas met zijn verdachte bezoekers in hechtenis nemen. Maar Pieter antwoordde met een van zijn te Zaandam al goed bekende vuistslagen, en daar hij toch op het punt stond van te vertrekken, maakte hij zijn hooge persoonlijkheid aan den verbluften burgervader bekend, tot eenige vergoeding voor de gepleegde majesteitschennis vragend dat hij dezen mocht meenemen om hem tot zijnen hofnar te maken.
Hij onderbrak voor een poosje zijnen arbeid en studie om zonder veel complimenten in Den Haag den stadhouder Willem III, koning van Engeland, te gaan bezoeken. Alleen zijn vertrouweling Lefort was bij dit onderhoud tusschen de twee vorsten tegenwoordig.
Te Zaandam teruggekeerd, legde hij er de laatste hand aan het schip met zestig stukken geschut, waarvan hij den bouw ondernomen had en stuurde het naar Archangel, toenmaals de eenige haven, waarover hij beschikte. Vervolgens wierf hij al de geleerden en knappe werkers, met wie hij kennis had gemaakt en die daar lust in hadden, voor zijn dienst aan en zond ze alvast naar Moskou. Hij zelf legde zich te Amsterdam nog op allerlei studies toe, tot hij in Januari 1698 naar Engeland vertrok, altijd in het gevolg van zijn eigen gezantschap.
De koning-stadhouder haastte zich hem zijn jacht en twee oorlogsschepen te gemoet te zenden. In de nabijheid van de groote werf te Deptford nam hij zijn intrek en leidde er hetzelfde eenvoudige, werkzame leven als te Zaandam. Hij leerde hier den Engelschen trant van scheepsbouw en hielp er mee een schip bouwen, dat tot de beste zeilers ter zee behoorde. Daar toenmaals te Londen de kunst van horlogemaken ijverig beoefend werd, maakte hij ook daarmee kennis. Kortom, er was geen vak van menschelijk bedrijf, van het kanonnengieten af tot het touwslaan toe, waarvan hij niet zorgvuldig kennis nam.
Toen hij eindelijk naar zijne staten terugkeerde, schonk de koning-stadhouder hem het schip, dat gewoonlijk tot zijn overtocht naar de Zeven Provinciën diende, de Royal Transport, dat even solied gebouwd als vorstelijk ingericht was; en te St.-Petersburg kon de jonge keizer nu op zijn gemak ten nutte van zijn volk de uitgebreide kennis aanwenden, die hij zich op zijn reizen verworven had.