Bij de Platen.
Schubert luistert den Zigeuners hun melodieën af. -
Tot de meest bekende en geliefkoosde toondichters behoort stellig Franz Schubert, wiens eeuwfeest het vorig jaar door de heele muzikale wereld met warme geestdrift is gevierd. Den 31en Januari 1797 aanschouwde deze meester van het Duitsche lied het levenslicht, in omstandigheden, die zeker niet konden doen vermoeden, dat hij eenmaal tot de meest gevierde mannen van Duitschland, ja van de heele beschaafde wereld zou behooren.
Zijn vader was onderwijzer aan de parochiale school in de Weener voorstad Lichtenthal en bezorgde ook zijn ‘Franzl’ het eerste onderricht in de muziek.
Op zijn elfde jaar werd de begaafde knaap wegens zijn mooie stem onder de jonge zangers der hofkapel opgenomen en in het keizerlijk convict geplaatst, waar hij onderricht ontving in het vioolspel en de compositie.
Spoedig onderscheidde hij zich zoodanig, dat men hem van den lessenaar der eerste viool de orkestoefeningen van zijn medescholieren liet dirigeeren, waarbij hij nader kennis maakte met de symphonieën en de kamermuziek van Haydn, Mozart en Beethoven.
Nadat hij bij het wisselen van zijn stem uit het convict ontslagen was, keerde hij in October 1813 in het ouderlijke huis terug, waar hij zijn muzikale studiën voortzette, tot bij, om den dienstplicht te ontgaan, in 1814 hulponderwijzer bij zijn vader werd en gedurende drie jaren die betrekking vervulde.
tramongeluk te oppenhuizen bij sneek.
Naar een photographie van L. Vogel, Sneek.
Om dezen tijd schiep hij reeds vele van zijn beste composities, zoodat verscheidene muziekkenners in de Donaustad op zijn uitstekend talent opmerkzaam werden. Toch mocht hij er niet in slagen, de betrekking van muziekdirecteur te Laibach, die in 1816 open kwam, te verkrijgen, evenmin als de plaats van kapelmeester aan het Kärnthertor-theater te Weenen, die wat later te vergeven viel.
Het was den bescheiden man, die niet de minste pretentie had, over 't algemeen beschoren, zijn leven in gestadige zorgen voor het dagelijksch brood door te brengen. Hij verwierf zich trouwe vrienden, wier bezielde deelneming hem troostte over het gemis aan waardeering van de buitenwereld, die te zijnen opzichte al bijzonder karig was met haar aanmoediging. En voor het overige zocht hij zijn bevrediging alleen in de rustelooze scheppingen van zijn muzikaal talent.
Een aangename onderbreking in zijn stil, eentonig leven vormden eenige concertreizen, die hij naar Boven Oostenrijk, Salzburg enz. ondernam. in gezelschap van zijn vriend, den eersten voortreffelijken uitvoerder van zijn liederen, den hofoperazanger Michael Vogl.
Van groote beteekenis was voor hem ook het verblijf in de familie van den kunstminnenden graaf Johann Esterhazy, met welke hij in 1818 en 1824 ook op haar landgoed Telesz in Hongarije vertoefde. Schubert was de piano- en zangmeester van de twee nauwelijks volwassen dochters van den graaf, Marie en Caroline, en vatte, gedurende het dagelijksch, niet enkel muzikaal maar ook vriendschappelijk verkeer, voor de jongste een innige genegenheid op.
Toen zij hem op een keer vroeg, waarom hij aan haar nog geen muziekwerk had opgedragen, antwoordde hij: ‘Waartoe zou dat dienen? U is immers alles gewijd!’
De jonge gravin heeft zeker nooit vermoed, hoe diep de genegenheid tot haar bij Schubert geworteld was; toch is zij pas zestien jaar na zijn dood gehuwd. Maar ook nog in een ander opzicht zou het verblijf van Schubert te Telesz voor hem van belang zijn; want hier leerde hij voor het eerst die Magyaarsche melodieën kennen, die heel levendig op zijn muzikale phantasie werkten en voortaan in zijn composities herhaaldelijk een artistieke toepassing en verwerking vonden.
Onze gravure vertoont ons den meester, terwijl hij, na op een wandeling in het bosch een Zigeunerkamp ontdekt te hebben, zich door de bruine kerels hun hartstochtelijk melancholische wijzen laat voorspelen. De origineele muzikanten doen dat graag voor den hun welbekenden gast van den vrijgevigen magnaat. De vrouwen en kinderen begluren nieuwsgierig den vreemden heer, die in gespannen aandacht het vurige spel van de Zigeuners afluistert en onmiddellijk opteekent wat hem bijzonder treft.
In September 1828 begonnen zich verontrustende verschijnselen te vertoonen in Schubert's gezondheidstoestand; hij herstelde maar voor een korte poos; want den 11en November wierp een koorts hem opnieuw op het ziekbed, waarna reeds den 19en de dood hem, in den bloei der jaren en de rijkste ontwikkeling van zijn talent, wegrukte.
Hij werd op het Währinger kerkhof in de nabijheid van Beethoven's graf ter aarde besteld; de Weener mannenzangvereeniging richtte hem in het Weener stadspark een gedenkteeken op, dat in Mei 1872 plechtig onthuld werd.
Waarlijk verbazend is de menigte composities van allerlei aard, die de meester in zijn, helaas, zoo kort leven heeft samengesteld.
Zijn hoogste glanspunt bereikte hij in het lied en men heeft hem te recht den grootsten liederzanger van alle tijden genoemd, die het minst door weekelijke sentimentaliteit aangetast en het rijkst in schakeeringen van uitdrukking was.
Hij liet ongeveer zeshonderd liederen na, waaronder de alom bekende Erlkönig, Wanderer, Die schöne Müllerin, Winterreise en Schwanengesang; verder negen symphonieën, talrijke werken voor kamermuziek, pianocomposities voor twee en vier handen enz.
Al was zijn talent overwegend lyrisch, zoodat hij in de kleinere muziekvormen het meest uitmuntte, wist hij toch ook groote werken van degelijk gehalte te scheppen; dat blijkt voornamelijk uit zijn C-dur-symphonie, het belangrijkste werk van dien aard na de scheppingen van Haydn, Mozart en Beethoven.