Allerlei.
Hoe men te New-York eet. -
Nergens ter wereld kan de vreemdeling gemakkelijker op ieder uur van den dag eten en drinken dan te New-York; het restauratie-leven is daar ontwikkeld zooals nergens elders. Dat ligt een beetje aan den vorm van de stad, die lang en smal is, zoodat de meeste menschen ver van huis werken en gedwongen zijn iederen dag minstens één maaltijd buitenshuis te nemen, als zij ten minste een tehuis hebben. Jongelui op kamers houden er niet van, in den kost te zijn, ze gaan liever eten in een restauratie. Al die magen moeten gevoed worden, en daar 't Amerikanen zijn, is geduld hun hoofddeugd niet; zoo spoedig mogelijk moeten de meest uiteenloopende eischen bevredigd worden, vandaar de groote ontwikkeling der New-Yorksche restaurants.
Men zegt, dat in New-York alles cosmopolitisch is, en dat geldt vooral van de restauraties; 't is dan ook moeilijk uit te maken of men zich in een zuiver Amerikaansch dan wel in een Fransch, Spaansch of Italiaansch restaurant bevindt.
Van table-d'hôte wordt in New-York niet zooveel gebruik gemaakt als in Europa; toch bestaat ze, en de groote hôtels geven er het voorbeeld van. Het menu is zoo internationaal mogelijk en in drie talen geschreven. Men kan er eten Italiaansche soep, Engelsche visch, Fransche toespijs, Amerikaansch gebraad en Zuid-Amerikaansch dessert, besproeid met Duitschen wijn. De New-Yorker heeft het voorrecht, dat hij gemakkelijk de voortbrengselen van de geheele wereld kan krijgen, maar hij verbeeldt zich, dat die slechts te genieten zijn in een prachtige zaal. Vandaar een verkwistende pracht van tapijten, behangsels en gordijnen en een overvloed van electrisch licht.
Een table-d'hôte van minder dan 75 dollarcent (ƒ 1.80) is in New-York niet aan te bevelen, dat is te goedkoop en het trekt niet. Een table-d'hôte duurt te lang voor den practischen Amerikaan, en als hij eens lekker wil eten, gaat hij liever naar een duurdere inrichting, waar hij geen opgestoofde overschotjes krijgt, waar een Fransche kok wel raad mee weet, maar die een Amerikaan heelemaal niet klaar weet te maken.
Typisch Amerikaansch zijn de restauraties in den omtrek van het stadhuis; het zijn niet zoozeer restauraties, maar winkels waar men wat koopt; men komt er niet om te dineeren, maar om een stukje te eten. Men zegt tegen den bediende wat men hebben wil, het wordt onmiddellijk gebracht, betaald en gebruikt, en afgeloopen is het. De bediening gaat zoo vlug mogelijk en zonder veel omslag, men is hier voor zaken; of de borden warm of koud zijn, daar wordt niet op gelet, en is men er niet mee tevreden, dan moet men maar tegenover de deur gaan, waar het duurder is.
Merkwaardig zijn ook de zg. coffee-and-cake-shops (koffie- en boekwinkels), kleinere restauraties, waar men aan tafeltjes zit, doch waar tafellakens en servetten ongekende weelde-artikelen zijn. Zoodra men plaats genomen heeft, staat de bediende naast je, een soort bokser, en misschien is hij dat ook wel. Hij veegt de tafel af en blijft bij je staan in de houding van iemand, die je aan wil sporen een beetje voort te maken. Nauwelijks heb je de helft gezegd van wat je bestellen wil, of hij is al aan 't ander eind van de zaal. Een der eigenaardigheden van den restauratie-bediende is zijn behendigheid om een menigte schotels - vol of ledig, dat doet er niet toe - te gelijk te dragen. Hij stapelt er een half dozijn op den linkerarm en op de rechterhand balanceert hij een menigte theekopjes. Nu en dan laat hij wel eens een schotel vallen, maar dat is zoo erg niet.
Onder zeker opzicht komen de New-Yorksche kellners met de Amsterdamsche Jannen overeen, nl. in hun hebbelijkheid om alles met een anderen naam te noemen. Bestelt men gebakken eieren, dan roepen ze: ‘Eieren in 't donker!’ Een kop koffie: ‘Eén in den donker!’ enz. Voor een vreemdeling is daar niet uit wijs te worden.
Dan is er nog een soort van inrichtingen, luncheon counter (lunchkantoor) geheeten. Voor een buffet staan hooge kantoorstoelen zonder leuning, en daar op gezeten, met de beenen ver van den grond, gebruiken de haastige Amerikanen in de gauwigheid hun portie vleesch of oesters.