Father Westerwoudt.
Wij hebben aan den dood te danken, het portret van den zeereerwaarden heer Felix Westerwoudt in de Belgische Illustratie te zien. Nooit zou hij bij zijn leven er in hebben toegestemd. Nooit zou hij hebben geduld in eenig tijdschrift besproken te worden.
Waartoe? Plicht doen, een zwaren en moeilijken plicht vervullen, ten koste van zich zelven, aan dien plicht getrouw blijven ten einde toe en zich zelven daarna een onnutten dienstknecht noemen, was dit niet de hoofdgedachte van zijn leven? Onnoodig over een onnutten dienstknecht te spreken. Zelfs de gedachte daaraan kwam niet op bij Father Westerwoudt. Hij was zoo vol van anderen, zoo leeg aan zich zelven, zoo bezorgd voor anderen om hun alles te geven, zoo zorgeloos om zich zelven alles te laten ontbreken, hij sprak zooveel voor en over anderen, zijn brieven zijn zoo zuinig over hem zelven.
Was Father Westerwoudt dan waarlijk die onnutte dienstknecht, alleen waardig om in Borneo onbekend te leven en te werken, en heen te gaan zonder een spoor van zijn doorgang door dit leven achter te laten?
In zijn eigen oogen? Ja!
Maar voor ons? Wat hij is? De menschelijke taal is niet plooibaar genoeg om uit te drukken wat het hart gevoelt als de dood van zulk een dienaar Gods plotseling wordt vermeld. Het is alsof onze ziel in eens opgaat naar het verblijf der zaligen en daar het loflied hoort, waarmede de Engelen den strijder Gods ontvangen: ‘Hosanna den held, die lijden en strijden niet telde, waar het gold de glorie van God.’
father westerwoudt.
Onze geest gaat henen naar Borneo en beschouwt het overschot van een lichaam, gesloopt door een arbeid van dertien jaar. Hoe uitgemagerd dat lichaam! Ach, sinds jaren was dat zoo. De dood heeft er niet veel aan veranderd.
Er was een tijd, dat Felix Westerwoudt in den bloei zijner jeugd er geheel anders uitzag. Zijn gelaat had niet dat tintelend rozerood, den Nederlandschen jongen eigen, maar eerder iets bleeks, dat echter de fijnheid zijner trekken niet verminderde, maar voltooide, vervolmaakte, aangenamer kleurde. Hij was slank, lenig en gespierd. In het balspel toonde hij over welke kracht hij kon beschikken, en als soms per ongeluk - 't was immers altijd per ongeluk - een bal wat onzacht tegen iemands lichaam terecht kwam, dan kon Felix zoo smakelijk lachen. Een gulle lach was hem eigen. Om dien mond speelde immer een glimlach van tevredenheid, zelfs tot in den dood. Ziet, hoe hij, den dood ingegaan, den Engelen, die zijn lijk, werktuig van zooveel goed, met eerbied omringen, zacht toelacht!
Hoe armoedig die toog! Misschien de eenige, die Father Westerwoudt heeft! Indien wij op het armoedige willen letten, zijn wij nog niet uitgekeken. Beschouwt dat huis of liever zijn, ja, hoe zullen wij het noemen? zijn verblijf. Eene tafel, een stoel, een bed. Een bed?! Overtollige weelde voor Father Westerwoudt. Hij sliep dan eens hier, dan eens daar - zooals dat uitkwam. Zijn dagelijksch voedsel? Onbeschrijflijk. Kwam een confrater hem bezoeken, dan kwamen eenige eieren op tafel en werd een busje ingemaakte groenten of iets dergelijks geopend. Er staan nog genoeg bussen in zijn armoedig kastje. Father Felix had in den laatsten tijd beloofd, zich wat beter te zullen voeden en meer eetbaren kost te zullen nemen. Heeft hij zijn belofte vervuld?
Waarlijk armoede genoeg. En als wij dan in den geest teruggaan naar zijn huis, en daar zien hetgeen hij rechtmatig had kunnen hebben, en het vergelijken met hetgeen hij op zijne missie in Borneo gedurende dertien jaren gehad heeft, kan dan menschentaal zeggen wat ons hart gevoelt?
Waarom is Father Westerwoudt heengegaan uit zijn familie, om in Borneo te gaan werken en sterven? Om eer te geven aan God zijn Schepper en het heil zijns naasten te bewerken.
Reeds vroeg was dit de eenige zucht van zijn hart. Om daaraan te voldoen, verliet hij als knaap zijn familie, om in Hageveld zijn voorbereidende studie voor het priesterschap te beginnen.
Hij zag in het priester zijn niets anders dan zich zelven aan de eer van God en aan het heil der naasten volkomen, zonder eenig voorbehoud, op te offeren. Hij meende in het missionaris-leven een ruimer en volmaakter streven naar dat doel te vinden en daarom verliet Felix het groot-seminarie Warmond, om zich te Mill-Hill voor het priesterschap eens missionaris voor te bereiden. Na twee jaar kwam hij in 1885 in het groot-seminarie Warmond terug om afscheid te nemen van zijn oude vrienden, wijl hij ging vertrekken naar de missie van Borneo, welke hem door zijn overheid was aangewezen.
Ik zie hem nog voor mij, ik voel nog zijn stevigen en vriendelijken handdruk, en de eerbied, dien hij mij toen reeds inboezemde, is vermeerderd door alles wat ik omtrent hem mocht vernemen.
Den 29 December 1885 landde hij in Borneo en hij heeft daar gewerkt tot aan zijn dood, kort na Paschen van dit jaar. Zijn confraters in het apostolaat zullen ons zijn werken aldaar beschrijven. Dit alleen nog zij toegevoegd aan dit bijschrift van zijn portret.
Father Westerwoudt werkte in Borneo dertien jaar lang. Zich zelven spaarde hij te weinig. Hij was een man Gods, een ware arbeider in den wijngaard des Heeren. Hij zaaide immer het woord Gods, hij zaaide in veel tranen, hij zaaide in armoede, in verlatenheid, hij zaaide zonder veel te oogsten hier op aarde. Zijn oogst zal des te grooter zijn bij den Vader des huisgezins, want waarlijk hij was een heilige. J.