De reiskosten van keizer Wilhelm. -
Terwijl de prins-regent van Beieren vrij reizen heeft in zijn land, wordt bij de reizen van den keizer en de keizerin van Duitschland in Pruisen het gebruikelijke tarief berekend. Tot voor korten tijd geschiedde dit op de volgende wijze: voor een locomotief werd 1 mark 20 pfennig, voor elk wiel van een salon- of slaapwagen 40 pfennig, en voor elk wiel van verdere wagens, tot den keizerlijken trein behoorend, 20 pfennig per kilometer in rekening gebracht. Daar de keizerlijke trein bij officieele reizen 12 tot 14 wagens telt, waarvan er drie ieder zes en de andere elk vier wielen hebben, en er altijd twee locomotieven noodig zijn, bedroegen de kosten voor een keizerlijken hoftrein ongeveer 24 mark per kilometer, dus voor 100 kilometer 2400 mark. In den regel legt de keizer veel grooter afstanden af, en men zal het niet ver mis hebben, als men de kosten van een reis op ongeveer 5000 mark raamt, waaronder natuurlijk de vertering, fooien aan het spoorwegpersoneel enz. niet begrepen zijn. In den laatsten tijd is op de Pruisische spoorwegen het tarief verminderd en wordt nu voor elken salon- en slaapwagen de prijs van tien kaartjes eerste klas betaald, terwijl de andere wagens niet meer in rekening worden gebracht.
Appel, met schildluizen in verschillende stadiums bezet. De insecten zijn in verhouding tot den appel te groot geteekend. De natuurlijke grootte der schildluis is 1½ millimeter. 1 en 2 zijn sterk vergroot.
Dat is een aanzienlijke vermindering van kosten, maar toch verdienen de Pruisische spoorwegen jaarlijks nog wel een 100.000 mark aan Z.M. den keizer.