is; hoog over de tallooze torens heen zien wij de bergen aan den anderen oever; diep aan onze voeten kronkelt de Maas, en als een mierennest wriemelt de stad laag beneden ons. Naar het Noorden reikt de blik tot aan den St.-Pietersberg en de vlakten van Limburg, naar het Zuiden dwaalt hij af in het bergland der Ardennen, en naar alle kanten is het uitzicht even schoon en verrukkelijk, vooral op dit oogenblik, nu in het Noorden nog de onweersbui hangt, die zooeven is overgedreven, terwijl aan de andere zijde het smettelooze blauw en de stralende zon daarmede contrast maakten.
Lang genoten wij van dit overheerlijke tooneel, dat zelfs den grootsten kniesoor met de geheele wereld moet verzoenen, en toen wij het fort weer verlieten, namen wij van onzen lansier afscheid als van een oud vriend, en als hij dien avond niet vroolijk heeft doorgebracht, heeft dat zeker niet aan ons gelegen. Wij scharrelden, ik zou bijna zeggen, wij tuimelden nu weer onze vierhonderd treden af en liepen opnieuw de stad in, om nog het een en ander te bezichtigen.
luik. - Gezicht op de straat Montagne Ste Walburge.
Ons eerste bezoek was gewijd aan de kerk St. Jacques. Ieder maal als wij een van die middeleeuwsche kathedralen binnentreden, bevangt ons een gevoel van eerbied en bewondering. Telkens bezichtigen wij met onverflauwde belangstelling de bogen en gewelven, de pijlers en zuilen, die zoo licht en rank en toch zoo onwrikbaar sterk ten hemel rijzen, en ons een beeld voor oogen tooveren van het geheele geestelijk lichaam der katholieke Kerk, in zijn onverminderde kracht en schoonheid.
De St. Jacques in Luik werd reeds gewijd in 1030, maar de tegenwoordige kerk dateert van 1538 en dus uit het allerlaatste tijdperk der Gothiek. Niet alleen is het gebouw een der schoonste religieuze monumenten in België, maar tevens is het een der meest volmaakte typen van den laat-Gothischen stijl in geheel Europa. Al de rijkdom van dezen stijl is hier tentoongespreid. De beschilderde en gebeeldhouwde gewelven en ribben, waar de Renaissance reeds den hoofdtoon voert; de kolossale, prachtige ramen van het transept en het koor; het fraaie triforium, dat zich over de bogen van het schip uitstrekt; de sierlijke pijlers en arcaden wekken om strijd de bewondering van den bezoeker; en zijn de afmetingen van de kathedraal ook vrij bescheiden (80 bij 30 M.), het geheele monument maakt (geheel voltooid als het daar staat) van binnen en van buiten den diepsten indruk. Jammer, dat de toren en het portaal niet in de omgeving passen, als zijnde de toren nog een overblijfsel uit den Romaanschen tijd en de ingang een later bijvoegsel in zuiver Renaissancestijl.
Na St. Jacques bezochten wij nog de kathedraal St. Paul.
Heerlijk is ook dit gebouw van buiten en van binnen. Reeds in 968 gesticht, werd het tegenwoordige koor gebouwd in 1280, terwijl het schip en verdere gedeelten eerst in 1528 werden voltooid. De gewelven zijn dan ook bedekt met arabesken in den stijl der Renaissance, en in de verdere versiering der kerk voeren Gothiek en Renaissance om beurten den boventoon. Een prachtige preekstoel van Geefs (1844), fraaie koorstoelen en rijk beschilderd glazen zijn vooral opmerkelijk in deze kerk, die overigens nog vele andere merkwaardige kunstwerken bevat, o.a. in de schatkamer een beeld van St. George in geëmailleerd goud, dat aan de stad geschonken werd door Karel den Stoute, als een soort pleister op de wond, in 1468 door de plundering geslagen.
't Werd nu echter zoetjes aan tijd, om onze reis te vervolgen. Wij namen dus den terugweg naar ons hotel, betaalden de rekening en wandelden naar de statie der Guillemins, vanwaar wij met den trein van 17 uur-zooveel (België heeft de spoorklok van 24 uren) naar Rochefort vertrokken.
De spoortrein volgt hier bijna geheel het dal van de Ourthe.
Een heerlijk riviertje, lieve lezer!
Het eerste eind van Luik af is tamelijk breed en diep, zoodat eenige scheepvaart er nog mogelijk is; maar verder stroomop wordt het vroolijke ding smal en kronkelt met allerlei bochten als een slang door de bergen, nu eens tamelijk kalm en bedaard, dan weer driftig en wild, als het in zijn loop wordt gestoord door eene ondiepte, die een kleine stroomversnelling veroorzaakt.
Iets lieflijkers dan het dal van de Ourthe in de nabijheid van Luik kan men zich niet voorstellen; de omgeving van Leuven of van Maastricht valt er bij in het niet.
Heerlijk bovenal is de omgeving van de dorpjes Tilff en Esneux. Een genot moet het zijn, hier in den zomer eenigen tijd door te brengen; te dwalen over de bergen en door de bosschen, telkens verrast door nieuwe vergezichten; te roeien en te visschen in de verlokkelijke rivier of in het water een verfrisschend bad te nemen; of wel in zalig nietsdoen in een schommelstoel op het terras van 't een of ander hotel met een boek den tijd door te brengen, met geheel Gods schoone schepping als een schilderij aan zijne voeten. Geen wonder, dat deze plaatsjes een gelief koosd uitspanmngsoord zijn voor de Luikenaars en dat er in het goede seizoen geen gebrek is aan vreemdelingen.
Wij passeerden dan al deze schoone streken. Het dal is gewoonlijk zoo nauw, dat wij bijna altijd vlak langs het riviertje voortstoomen. Hier en daar steekt de trein, (die gedwongen wordt alle kronkelingen van het stroompje te volgen) het water over of boort door een tunnel door de bergen, om den weg eenigszins te korten; maar wat er gebeurt, telkens zien wij iets nieuws, dat onze blikken trekt, en 't een is al vroolijker dan het ander.
Nu eens is het de ruïne van een oud kasteel; dan weer dichtbegroeide hellingen; vervolgens een klein, vriendelijk vlek, waarvan de huizen als tirailleurs verspreid zijn en evengoed aan den grond vastgegroeid schijnen als de bosschen zelf, die hen omgeven.
Het tooneel verandert echter weldra.
Bij Poulseur verdwijnen de dichtbegroeide bergen, om plaats te maken voor kale en woeste steenklompen, die echter niet doodsch of verlaten zijn. Hier toch vindt men hoofdzakelijk de steengroeven, waaruit men den blauwen steen van de Ourthe, bij ons gemeenlijk hardsteen genaamd, te voorschijn haalt. Geheele hoopen bewerkte en onbewerkte steenen, benevens kleine bergen van de welbekende straatsteenen liggen aan den voet der rotsen zelf opgestapeld. Hier en daar verdwijnen menschen op eene geheimzinnige manier in den grond, om ergens anders op dezelfde geheimzinnige wijze uit een nauw gat weer te voorschijn te komen; terwijl anderen, langs hooge ladders klauterende, den steilen wand schijnen te bestormen en met houweelen den vijand woedend aanvallen - eene levende illustratie van het vogeltje op den diamanten berg.
Onze oogen worden nu getrokken door de ruïnen van een overoud kasteel, helaas, door het wroeten in de ingewanden der rots bijna geheel vernield. Dat is het kasteel Montfort.
Komt u die naam ook niet bekend voor? Eilieve, denk maar eens even aan de historie van de vier Heemskinderen, waarvan Alberdingk Thijm zaliger ons zoo smakelijk verteld heeft. Lees nog maar eens na wat daar staat van Reinout en zijn drie broeders en van het fiere ros Bayard en van keizer Karel en zijn zoon Lodewijk en den toevenaar Merlyn en