Een jonge koekoek in een roodborstjesnest. -
Aan den zoom van een bosch, zoo vertelt een Duitsch natuurvorscher, had zich een paar roodborstjes neergezet, dat in een aardholte tusschen twee sterke boomwortels ijverig zijn nestje begon te bouwen. Met groote belangstelling ging ik, zoo dikwijls mijn bezigheden het veroorloofden, kijken hoe de lieve vogeltjes onvermoeid dorre blaadjes, plantenstengels, worteltjes en mos aansleepten en het kunstig daaruit gebouwde nest van binnen met fijner stoffen als haar, draden en veertjes bekleedden.
seraing. - Hoogoven in de fabrieken van Cockerill.
Daarop begon het wijfje te leggen en spoedig telde ik vier zacht gekleurde, roodgestippelde eitjes in het nest. Vooral 's morgens en 's avonds had ik schik in het mannetje, als het aan het uiterste puntje van een tak zijn mooiste liedjes zat te zingen.
Maar spoedig brak het noodlot over het argelooze vogeltjeshuishouden los. Ik heb het niet precies gezien, maar weet toch heel goed hoe het gekomen is. Een vogel ter grootte van een duif, van boven aschblauw en bruin, van onderen wit met zwarte dwarsstrepen geteekend, naderde het nest. Verschrikt vloog het wijfjes-roodborstje op. De groote vogel zette zich op het nest en vloog na een poosje weer weg.
Toen het roodborstje terugkwam en in angstige bezorgdheid haar schat in het nestje bekeek, vond het moedertje naast haar eigen eitjes nog een groot, vreemd ei. Ook ik merkte het, toen ik kort daarop in het nest gluurde en herkende het voor een koekoeksei.
Ons roodborstje had blijkbaar wel gemerkt dat het een vreemd ei was, maar toch besloten, den indringer in vredesnaam voor eigen aan te nemen. Dit gebeurt intusschen niet altijd. Vele vogels gooien het vreemde ei uit het nest.
Zoo vertelt de natuuronderzoeker Lück:
Een versch koekoeksei, dat door een kwikstaart in genade aangenomen was, werd uit haar nest genomen en in dat van een goudvink gelegd, nadat twee van de vijf eitjes, die daar al in lagen, met alle voorzichtigheid waren verwijderd. Na een uur zat de vink, die al bezig scheen met broeien, op de eieren, maar enkel op de drie van haar eigen broedsel. Het koekoeksei lag dicht bij het nest op den grond onbeschadigd in het gras. Weer in het nest gelegd, werd het door de vink binnen drie uren opnieuw er uit geworpen. Tot driemaal herhaalde zich dit tooneeltje. Het 's avonds in het nest gelegde ei lag er den volgenden morgen naast, en ten slotte werd het nest geheel verlaten.
Hetzelfde koekoeksei werd nu in een roodborstnestje gelegd, waarin al drie eitjes lagen. Daar werd het aangenomen. De roodborstjesmoeder legde er zelfs nog een eitje bij en begon daarna te broeien.
Na veertien dagen van ijverig broeien, waarbij het mannetje zijn gaaike van tijd tot tijd afloste of haar door een liedje den tijd kortte, lagen vijf naakte jongen in het nestje. In grootte was het pleegkind niet bijzonder van de roodborstjes te onderscheiden, maar de dikke kop en de groote oogen maakten het toch aanstonds kenbaar.
Onvermoeibaar haalden de beide oude roodborstjes nu voedsel aan om den onverzadelijken honger der jongen te stillen. Eerst werden maar heel teere wompjes aangebracht, maar later ook steviger kost, kleine slakken, wormen, spinnen en insecten. De eischen van het kleine huishouden werden steeds grooter, want het pleegkind groeide op schrikbarende manier en had al na weinig dagen de dubbele grootte van de jonge roodborstjes bereikt. Zijn buitensporige vraatzucht spoorde de twee ouden tot haast koortsachtige werkzaamheid aan. Zij gunden zich geen rust of duur en vergenoegden zich zelf met de geringste portie voedsel om toch het vraatzuchtige stiefkind en de eigen jongen maar te kunnen bedienen.
Daarbij was het stiefkind nog ondankbaar ook. Het nam niet alleen zijn pleegbroertjes het voedsel voor den snavel weg, maar nam in het nest zulk een groote plaats voor zich in beslag, dat de anderen er uit gedrongen werden. Had het nest hoog gestaan, dan waren ze zeker verongelukt. Nu echter vonden ze op het mostapijt naast het nest een veilige schuliplaats.
De afbeelding op bladzijde 28 vertoont ons een spijziging van de jongen ten tijde dat zij al tamelijk gegroeid waren. Nadat de jonge roodborstjes al uitgevlogen waren, liet de koekoek zich altijd nog maar voêren. Ja zelfs toen hij al op eigen wieken kon drijven, vervolgde hij zijn pleegouders nog met luid gesjilp.
Ondanks de opgedane ervaring bouwde het roodborstje het volgend jaar zich op dezelfde plaats een nest; maar ditmaal werd het met geen koekoeksei opgescheept en kon zijn jongen zonder moeite groot brengen.
Waarom de koekoek zijn eieren in het nest van andere vogels legt is een nog onopgelost vraagstuk. Maar voor de huishouding der natuur is het in elk geval van het grootste gewicht, dat de vogels zich over de koekoekseieren ontfermen; want de koekoek is buitengemeen nuttig, daar hij juist de sterk behaarde rupsen verdelgt, die door andere vogels versmaad worden.