Iedere plaats heeft echter zijn eigenaardige industrie en Luik munt dan ook vooral uit in de fabricatie van wapenen. In de middeleeuwen waren de wapensmeden en zwaardvegers van deze stad reeds beroemd en nu nog hebben de fabrieken van geweren en van jachtartikelen eene wereldvermaardheid. Overal rondom en ook in de stad steken zware en zwarte schoorsteenen in de lucht, die dag en nacht roet en vlammen braken.
Zou die eigenaardige nijverheid ook invloed gehad hebben op het volk en het zijne er toe hebben bijgedragen om den oorlogszuchtigen geest van de Luikenaars levend te houden? Hoe dit zij, de geschiedenis van het bisdom is ééne aaneenschakeling van krijg, opstanden, samenzweringen, verwoesting, roof en moord, en een der bloedigste tijdperken is voorzeker wel dat, waarin graaf Van der Marck, ‘het wilde zwijn der Ardennen,’ schrik en ontzetting door Walenland verspreidde.
Hoeveel malen de stad werd belegerd en ingenomen is zoo in een oogenblik niet te tellen, maar Karel de Stoute vergiste zich deerlijk (zooals hij wel eens meer deed) toen hij in 1468 de stad plunderde, de vestingwerken slechtte, duizenden inwoners over de kling joeg of in de Maas verdronk en aldus de oproerige gezindheid der Luikenaars overwonnen en hun tegenstand den kop ingedrukt dacht te hebben.
De vestingwerken werden weer hersteld; in 1650 werd de tegenwoordige citadel door den prins-bisschop Maximiliaan-Henri aangelegd, en na dien tijd was Luik nog vele malen het tooneel van oorlogsgruwelen, waarbij Franschen en Oostenrijkers, Engelschen, Duitschers en Walen hun bloed hebben gestort. De laatste maal, dat god Mars hier zijn schepter zwaaide, was tijdens de vermaarde ruzie van 't jaar '30, toen de Hollandsche bommen hunne sporen op de muren van de citadel achterlieten, zooals wij later zullen zien.
Sedert dien tijd geniet Luik echter, evenals zoovele andere steden en landen, van den kostelijken en goedkoopen vrede, waarin wij ons nog voortdurend verheugen. 't Is zelfs best mogelijk, dat deze soort vrede voor de wapenfabrieken der stad nog voordeeliger is dan een oorlog van een paar jaar, en in dat geval draagt een goed burger toch gaarne bij in het steeds aangroeiend budget van Oorlog.
Is het oude Luik nauw gebouwd, met kronkelende straten; de nieuwe wijken zien er fraai, ruim en frisch uit. De Boulevard en de Square d'Avroy zijn wel de meest aantrekkelijke punten, maar ook de Boulevard Frère-Orban, die zich langs de Maas uitstrekt, ziet er aanlokkelijk genoeg uit. Achter deze laatste straat ligt een vriendelijk park, door een manshoogen muur omgeven, waarop vler prachtige bronsgroepen prijken, betrekking hebbende op nijverheid, handel en landbouw.
En wat nu aangaat de talrijke kerken, merkwaardige gebouwen en andere bezienswaardigheden, de tijd is te kort om alles te bezichtigen, maar het meest belangrijke hopen wij toch te bezoeken. Een, twee, drie! Het potje bier ad fundum en wij gaan op weg.
Met den plattegrond van Baedeker opgeslagen dwaalden wij de stad in, kwamen langs de Universiteit, het Theatre en verder voorbij de kerken St. Croix en St. Martin.
luik. - Gezicht op het Paleis van Justitie.
De Universiteit, in 1817 gesticht, verkeert in bloeienden toestand. Meer dan 50 professoren geven les aan ruim 1400 studenten. De bibliotheek telt omstreeks 200.000 boekdeelen en natuurlijk behooren bij de hoogeschool een afdeeling voor mijnwezen, kunst en nijverheid, benevens museums voor physica en natuurlijke historie. Dit laatste museum bevat vooral veel fossiele voorwerpen, die hoofdzakelijk gevonden werden in de grotten, waaraan de omgeving van Luik en trouwens het geheele bergland der Ardennen zeer rijk zijn.
De twee bovengenoemde kerken zijn, wat het tijdpunt van stichting aangaat, zeer oud, maar beiden in later tijd verbouwd en veranderd. Luik kan zich beroemen op meer oude godshuizen, maar geen daarvan is in zijn oorspronkelijken staat gebleven en slechts enkele zijn belangwekkend genoeg uit bouwkundig of artistiek oogpunt om, bij een korten beschikbaren tijd, tot een bezoek uit te lokken.
Maar zie, wij wandelen nu over een vroolijk plein - de Place Verte - en komen op de Place St. Lambert.
Ei, dat is toch wel de moeite waard om gezien te worden, dat groote, donkere, ja sombere gebouw, dat zich daar voor ons verheft. Dat is het Pa als de Justice.
Dit paleis is gesticht door den kardinaal Erard van der Marck, in de jaren tusschen 1508 en 1540, en behoort dus tot den laat-Gothischen stijl van deze streken. Als de lezer nu in het oog gelieft te houden dat de Renaissance in Italië reeds in 1420 haar intocht deed en zich van daar over de andere landen van Europa verspreidde, dan zal het hem wel duidelijk worden, dat er hier geen sprake meer kan zijn van zuivere Gothiek. Ik heb hier niet het oog op den voorgevel; deze is na een brand in 1737 hersteld in den weinig aantrekkelijken stijl van dien tijd; maar ik bedoel de prachtige binnenplaats, die binnen het gebouw is besloten. Deze binnenplaats is geheel door gewelfde galerijen omgeven en maakt een grootschen indruk. De kolommen zijn uiterst sierlijk van vorm, maar hoogst eigenaardig, evenals de bogen en gewelven en het ornament werk.
Zoo bij den eersten aanblik denkt men aan vroeg-Renaissance, maar bij nadere beschouwing komt men tot het besluit, dat men hier te doen heeft met eene schepping, bij wier ontstaan Gothiek en Renaissance strijd hebben gevoerd, maar waarbij de Gothiek dan toch nog in de meerderheid is gebleven.
Het geheele monument is van hardsteen opgetrokken en de eenige opmerking, die te maken zou zijn, is, dat de regelmatige herhaling van bogen, ramen en kolossale dakvensters (z. g. lucarnes) het geheel op den duur eenigszins eentonig maakt. Een tweede binnenplaats, iets kleiner dan deze, is geheel in denzelfden geest en maakt dus ook denzelfden eigenaardigen indruk.
Na dit indrukwekkende gebouw bezichtigd te hebben, liepen wij op goed geluk verder de stad in en verzeilden daarbij in de stille straten, die naar de citadel geleiden.
Menig druppeltje zweet werd op deze wandeling door ons gelaten en wij bewonderden meermalen de spelende knapen, die blootsvoets over de ruwe keisteenen liepen; en wij hielden ons hart vast, als zij tusschenbeiden in vollen ren naar beneden rolden, waarbij zij schijnbaar onvermijdelijk den nek moesten breken. Gewoonte wordt echter een tweede natuur, en de kleine bengels wisten evengoed stuur te houden als een Vlaamsche harddraver op de lange baan.