De beste vrind.
Rentenier Goedzak is een type van gemoedelijkheid, - of men rijk of arm, jong of oud is, hij maakt geen onderscheid: iedereen is zijn ‘beste vrind.’
Als hij bij voorbeeld mijnheer den burgemeester in deftig ambtsgewaad tegenkomt, begroet hij hem al uit de verte met een: ‘Uw dienaar, beste vrind!’
En loopt hij een armen drommel van een bedelaar tegen het lijf, dan zegt Goedzak: ‘Het spijt me, beste vrind, maar uit beginsel geef ik nooit. Dag, beste vrind!’
Onlangs kwam Goedzak in de restauratie De Groene Boom. Aan een tafeltje zat niemand anders dan een vreemdeling, ‘Je permitteert het immers wel, beste Vrind?’ zei Goedzak en nam aan dezelfde tafel plaats.
‘Heb je een jong gansje? Breng me dat, met komkommersla en een half fleschje Deidesheimer. Eten en drinken houdt lichaam en ziel bij elkaar, vind je ook niet, beste vrind?’
‘Beste vrind, dat is wat fijns, dat kan ik je recommandeeren. Een malsch gansje en een flesch wijn daarbij, - daar gaat niets boven, beste vrind!’
De vreemdeling volgt den raad en doet zich te goed aan het gebraad, terwijl Goedzak plotseling in een anderen hoek van de zaal een kennis ontdekt en met een ‘welkom, welkom, beste vrind!’ op hem losstormt.
Middelerwijl heeft zijn beste vrind No. 1 zijn maaltijd op, zich van eenige goede sigaren enz. voorzien en - poetst de plaat.
‘Wat? Moet ik betalen? Heb ik iets besteld voor mijn besten vrind? Ik ken dien kerel niet eens. Vijf sigaren heeft hij ook mee, en - jandorie - mijn pels is naar de maan! Dat is toch àl te kras, beste vrind!’