Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.26 MB)

Scans (753.35 MB)

ebook (30.61 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1897)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Allerlei.

Paspoort van een hond. -

In Amerika worden honden veelal tot den dienst der posterijen afgericht. Zulk een viervoetige postbode nu, die in den Staat Washington dienst deed, heeft onlangs een volslagen reis om de wereld gemaakt. Daarbij stuitte hij echter in Japan op een moeielijkheid, die het welslagen der onderneming in gevaar dreigde te brengen. De dog traveller (hond-reiziger) had namelijk geen papieren, en de Amerikaansche consul te Hiogo (Japan) zag zich genoodzaakt daarin te voorzien, wilde hij den hond in staat stellen zijn reis te vervolgen. Hij maakte hem dus eenvoudig een paspoort klaar, als volgt:

‘Dit paspoort wordt afgeleverd aan den hond Owney, uit de Vereenigde Staten, wiens naam hieronder geschreven is door Hiogo-Ken-Sjo opdat hij door het binnenland moge reizen.

Den hond wordt uitdrukkelijk verzocht, de kennisgeving der Japansche regeering, in Japansch letterschrift op de ommezijde gedrukt, in alle deelen na te komen, en hij wordt aangemaand zich jegens de overheid en het volk

[pagina 368]
[p. 368]

van Japan op betamelijke en vredelievende wijze te gedragen.

Geteekend: James J. Connelly, Consul der Vereenigde Staten te Hiogo (Kobe),

Naam van den drager:

Owney, Amerikaansch hond-reiziger.’

Owney gedroeg zich voortreffelijk in het land van den mikado en naar het schijnt ook elders, daar hij, na de reis om de wereld gemaakt te hebben, weer behoorlijk in zijn administratiehokje is teruggekomen.

Gasbronnen. -

Op verscheidene boerenhoeven van Noord-Holland heeft men zich een nieuw soort verlichting weten te verschaffen. Komt men bij den een of anderen boer, hetzij op een dorp, hetzij op verren afstand van de naaste menschelijke woning, dan ziet men tot zijn verbazing in deze landelijke eenzaamheid, 'waar men mijlen in het rond geen gasverlichting zou verwachten, het mooiste gasgloeilicht branden. Een kleine gaskroon van twee of drie lampen in de kamer, een gloeilamp in de keuken, een op de deel, een gaslantaarn voor het huis, ja een gloeilamp in den koestal behooren in Noord Holland volstrekt niet tot de zeldzaamheden.

Vraagt men den eigenaar naar de bron van dat in deze omgeving zoo verrassend licht, dan zal hij u naar den put op zijn werf voeren en den ijzeren gashouder wijzen, die als een omgekeerde ketel met de opening naar beneden in den waterspiegel van den put staat en door middel van kettingen en rollen op en neer kan bewogen worden. De bron van deze landelijke gasverlichting is het zoogenaamde brongas, van welks brandbaarheid en ontplofbaarheid de goede landlieden voor eenige jaren op onaangename wijze kennis kregen.

Dat uit het water van slooten en open, zoogenaamde Norton-putten, waardoor in de behoefte aan water op het platteland voorzien wordt, dikwijls moerasgas opstijgt, was aan de bewoners sinds lang bekend; men hoeft b.v. in den winter op zulke staande slooten maar een gaatje in het ijs te slaan om het daaruit ontsnappende gas na een oogenblik te kunnen aansteken. Door een toeval leerde men ook de groote hoeveelheid gas kennen, die uit het water der open Norton-putten opstijgt. Een paar knapen speelden aan den rand van zulk een put met lucifers; het ontplof bare mengsel van lucht en moerasgas, dat zich boven den waterspiegel in den put gevormd had, werd door een naar beneden gevallen brandende lucifer aangestoken en een der knapen door de uitslaande vlam ernstig gebrand. Daar het brakke, gele, zouthoudende water der Nortonputten hoogstens voor het vee gebruikt wordt, dat er naar het schijnt zonder nadeel van drinkt, verloor het ook na de ontdekking van het gasgehalte niets van zijn waarde. Daarentegen kwam een putmaker uit Purmerend, met name Lankema, op het denbeeld, dezen overvloed van brongas nuttig aan te wenden. Tot dat doel werden in den gemetselden putmond, waarin het opstijgende water zich verzamelt, met kettingen en tegenwichten de bovenbedoelde ketels of gasmeters opgehangen, wier inhoud soms verscheidene kubieke meters bedraagt. In dezen ketel heeft het gas, dat maar langzamerhand in kleine blaasjes uit het water opkomt, dag en nacht tijd zich te verzamelen, en tegen dat het donker wordt, is hij voor drie vierden of soms geheel gevuld en tot gebruik gereed.



illustratie
poesje likkebaard, naar de schilderij van w. schütze.


Een bron, die per uur van 400 tot 1000 liter water levert, geeft in denzelfden tijd ook van 40 tot 200 liters gas, dat wil zeggen rijkelijk genoeg om een boerenhofstede met vier of vijf vlammen te verlichten en ook de brandstof voor de daarbij ingerichte gaskeuken te leveren.

Daar het moerasgas op zich zelf geen lichtkracht bezit, maar evenals een spiritusbrander maar een zwakke blauwe vlam geeft, bedient men zich voor de verlichting meestal van gloeikousjes, wier fijn weefsel ook door gassen van geringe lichtsterkte nog aan het gloeieu gebracht wordt. Het koken op gas heeft behalve het gemak, de zindelijkheid en de besparing aan brandstof nog dit voordeel, dat de gasbron ook in den zomer, wanneer er weinig licht noodig is, niet ongebruikt blijft liggen. De gasleiding van de bron naar het huis bestaat slechts uit een haan en een daarover getrokken buis of slang van getah pertjah, die de bewegingen van den gasmeter volgt en met haar ander eind aan een dun, naar het huis voerend gasbuisje verbonden is.

In vele gevallen wordt het gas, om zijn lichtsterkte te verbeteren, naar alle regelen der kunst behandeld en door de opneming van lichtsterke zelfstandigheden lichtgevend gemaakt, gelijk dat in gasfabrieken dikwijls gebeurt. Dit geschiedt eenvoudig door het voor het gebruik door een vat te leiden, dat ten deele met kleine stukken calcium-carbide of met petroleum-ether gevuld is.

Door vergrooting van den put laat zich ook de gasvoortbrenging sterk vermeerderen, en daar deze nu niets kost en de aanleg van Norton-putten heel goedkoop is, worden er menigmaal bronnen geboord enkel met het doel om lichtgas te winnen. De bovengenoemde ondernemende man heeft door middel van een gasbron een hoeve van veertien lichten voorzien, terwijl een nieuwe inrichting zelfs bestemd is licht voor zestig lampen te leveren.

Een Schliemann gevraagd -

In een Duitsch tijdschrift wordt herinnerd aan den geweldigen storm, waarbij voor ruim 600 jaren, op Kerstmis 1277, een landstreek, gelegen tusschen het tegenwoordige Oost-Friesland en de provincie Groningen, door de woedende zee verslonden werd. Tien jaar later viel daar opnieuw een bloeiende landstreek, niet door dijken beschut en lager dan de zee gelegen, de zee ten offer. Dollard heet thans het water, waar zich eenmaal een stad - Torum geheeten - twee vlekken en 50 dorpen verhieven.

In bedoeld tijdschrift wordt er op gewezen, dat Pompeji opgegraven is, dat Schliemann Troje en Humann Pergamon aan het daglicht brachten, - en naar aanleiding daarvan de vraag gesteld, of hetgeen in den schoot der zee verzonken is daar voor eeuwig verloren moet blijven, of de techniek onzer dagen met al haar hulpmiddelen niet bij machte is, ook een Pompeji der zee te voorschijn te brengen. Men zou dan gelegenheid krijgen, de beschaving der Middeleeuwen, met betrekking tot het huiselijk leven onzer voorouders, door getuigen uit dien tijd zelf te leeren kennen.

Dezelfde schrijver meent, dat men ook wel eens kon gaan zoeken naar de schatten der SpaanscHe zilvervloot, die voor 195 jaren in de baai van Vigo verzonk, en wie weet, of men dan geen liefhebberij zou hebben, tevens eens te onderzoeken, of het graf in den Busento geen fabeltje is. Men ziet, dat men zoodoende aan één Schliemann niet genoeg zou hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken