De opdracht in den tempel. -
In dit bekoorlijk middeleeuwsch tafereel kunnen wij den kunstminnenden lezer een staaltje vertoonen van het werk van een meester, dien zij nog maar hoogst zelden hebben kunnen bewonderen.
Het keurige schilderij toch wordt toegeschreven aan Hans Holbein den Oude, die van 1460 tot 1524 te Augsburg leefde en van wiens arbeid nog maar betrekkelijk weinig over is. De hoogbegaafde kunstenaar werd min of meer in de schaduw gesteld door zijn beroemden zoon Hans Holbein den Jonge, die zich door zijn kunst hooger in de wereld wist op te werken en zelfs aan het hof van den Engelschen koning Hendrik VIII in groot aanzien stond. Heeft deze jongere Hans zich grooten naam verworven door de keurige portretten, waarmee hij de aanzienlijkste personen van zijn tijd vereeuwigde, zijn vader was meer een middeleeuwer van den ouden stempel, wiens penseel hoofdzakelijk gewijd was aan de verheerlijking van den godsdienst.
Toch heeft hij op dit gebied zulke voortreffelijke werken geleverd, dat men meermalen geneigd is geweest, ze aan zijn zoon toe te schrijven.
Het oudst bekende getuigenis van zijn kunst bestaat uit vier tafereelen uit het leven der H. Maagd, altaarvleugels, die, in 1493 voorde rijksabdij Weingarten uitgevoerd, thans in den dom te Augsburg berusten. Tot denzelfden tijd behoort een klein schilderijtje, als een miniatuur zoo fijn, voorstellende een tronende Madonna, in de St.-Mauritskapel te Neurenberg. Onmiskenbaar valt daarin de invloed van de Vlaamsche school der gebroeders Van Eyck op te merken. Een dergelijk Onze-Lieve-Vrouwe-schilderijtje op den burg te Neurenberg draagt voor den familienaam van den vervaardiger de letter S en is dus waarschijnlijk geschilderd door zijn broer Sigmund, die ook de edele kunst van het penseel beoefende.
rijke buit, naar de schilderij van a. paoletti.
Zijn belangrijkste werken voerde Hans de Oude uit voor het St.-Catharina-klooster te Augsburg, dat, sedert in een stedelijk museum herschapen, die kunststukken nog bewaart. Een groot altaarstuk voltooide hij in 1506 voor de Dominicanerkerk te Frankfurt aan den Main, een ander voor het klooster Kaisheim bij Donauwörth in 1502. In al die werken richt hij zich, wat de kleine bijzonderheden aangaat, naar den geest der Renaissance en toont een karaktervollen, levendigen zin voor het natuurlijke in de voorstelling, zelfs een zekere neiging tot het zoogenaamde genre, waarbij het hem echter niet aan bevalligheid en verhevenheid ontbreekt.
Het duidelijkst treden die eigenaardigheden van zijn schildertrant aan het licht in zijn beste werk, het H.-Sebastianus-altaar in de Pinakotheek te Munchen. Maar ook op het tafereel in dit nummer, eveneens te Munchen bewaard, vallen zij onmiddellijk op. In de figuren der bijbelsche personen, Maria, Josef, de hoogepriester,
is nog al de edele strengheid der vrome middeleeuwen bewaard. De bijfiguren daarentegen verraden in de meerdere vrijheid van behandeling, in het weelderige van kleeding en opschik het streven om den nieuwen tijdgeest der Renaissance te huldigen, hoewel zij toch ingetogen genoeg blijven, om niet met de hoofdfiguren en het geheel der voorstelling in strijd te komen. Zelfs de sterk naturalistisch opgevatte figuur van den grijzen Simeon blijft door de innig vrome uitdrukking van het gelaat geheel in de stemming van het gewijde tafereel.
Uit de meesterlijke behandeling der koppen blijkt dat de oude Holbein, al was hij geen vorstelijk portretschilder zooals zijn zoon worden zou, toch in het weergeven der menschelijke gelaatstrekken een groote hoogte had bereikt.
Op een zijner schilderijen te Augsburg heeft hij zich zelven met zijn twee zonen afgebeeld, en verder bestaat er een hoogst merkwaardig portret van den meester, door hem zelf geteekend en dat in het bezit was van den hertog van Aumale. Te Bazel bewaart men nog schetsboeken van hem, waarin hij de beeltenissen van personen uit zijn omgeving en ook die van zijn broer geteekend heeft en die een belangwekkenden kijk geven in de wereld van dien tijd.
Ofschoon de oude Hans zijn leven lang ijverig gearbeid heeft, schijnt hij toch in allesbehalve bemiddelde omstandigheden gestorven. Wellicht had hij al een tikje beet van die kunstenaarslichtzinnigheid, waarvan zijn zoon later menigmaal duidelijke blijken gaf.