De heilige Lodewijk en zijn leermeester.
De heilige koning Lodewijk van Frankrijk, uit wiens leven wij onzen lezers al herhaaldelijk treffende tooneelen mochten vertoonen, blijft altijd de edelste vorstenfiguur uit de Fransche geschiedenis. Voorzeker hadden vóór hem verschillende vorsten op den troon gezeteld, wier vroomheid met lof door de kroniekschrijvers wordt vermeld; maar de kleinzoon van Philippus Augustus is de eenige, die in zóó hooge mate de grootheid van een koning, de waakzaamheid van een rechter, de dapperheid van een ridder met het ongekunsteld geloof en de gestadige zelfverloochening en opoffering aan het welzijn van anderen heeft vereenigd, dat hem de ‘heerschappij der harten’ ten deel viel, volgens de bekoorlijke uitdrukking van den biechtvader van koningin Margareta.
Op elfjarigen leeftijd koning geworden onder de voogdij van Blanca van Castilië, keerde Lodewijk IX, onder de leiding dier onvergelijkelijke moeder, welke zich ook met mannelijke kracht op de beoefening der strengste deugd toelegde, van zijn vroegste kindsheid zijn hart tot God.
Ofschoon na den dood van Lodewijk VIII gestadig in de weer om de samenspanningen der groote kroonvasallen te verijdelen en wakker de staatkunde van uitbreiding der koninklijke macht voort te zetten, verloor de regentes de opvoeding van haar zoon niet uit het oog. Zij wilde dat hij in ware wijsheid en vroomheid zou opgroeien en daarom koos zij tot zijn leermeester den vermaarden Dominicaan Vincentius van Beauvais, even bekend om zijn hooge wetenschap als om zijn engelachtige zachtaardigheid van gemoed, afkeerig van de schoolsche twisten en diep doordrongen van de groote taak, die hem werd opgedragen. Hij onderwees den jongen koning in het heilig Evangelie en de gewijde letteren en legde er zich met alle kracht op toe, de ziel van het koningskind te verlichten, te heiligen en te verheugen. Zelden toonde een leerling zich de inspanning van een voortreffelijken meester méér waardig dan de jonge Lodewijk.
In de hooge gewelfde zaal, waar te midden der wapenrustingen, tegen de Venetiaansche tapijten opgehangen, op gouden grond de Madonna's schitterden, door de keizers van Byzantium geschonken, vlogen de studieuren genoeglijk voorbij.
De knaap luisterde in peinzende houding, met de hand aan het hoofd en den elleboog rustende op de met goud en azuur verluchte handschriften, terwijl de meester, door de verhevenheid van zijn onderwerp meegevoerd, staande sprak met het breede gebaar, dat wil overtuigen en meesleepen. De vrome monnik bepaalde zich niet tot de heiligenlegenden en de schriften der kerkvaders, maar deelde zijn voistelijken leerling ook de strenge onderrichtingen mee, door den abt Suger nagelaten:
‘Het hart der koningen moet openstaan voor barmhartigheid en liefde; het grootste geheim van het geluk schuilt in het geloof aan het Vaderschap van God, die neerslaat en opbeurt, kastijdt en troost en vooral in dit woord van het Evangelie: Bemin uw naaste gelijk u zelven ter liefde van Mij.’
Trouw aan die lessen, werd Lodewijk IX niet enkel een volmaakt Christen, maar ook het toonbeeld der koningen, en uit zijn godsvrucht putte hij de kracht om al zijn plichten te vervullen. Hij beminde zijn volk met een vaderlijke liefde en in een ernstige ziekte sprak hij eens tot zijn zoon te Fontainebleau: ‘Lieve zoon, ik bid u dat ge u bemind maakt bij het volk van uw rijk; want voorwaar zou ik liever zien dat er een Schot uit Schotland kwam om het rechtschapen te besturen dan dat gij het slecht bestuurdet.’
Van zijn twintigste jaar af verzaakte hij aan alle weelde, sliep op een houten leger, stond om middernacht op om de metten en de lauden bij te wonen, hoorde daarna verscheidene missen en liet des middags in zijn kapel de tertsen en sexten zingen; na het middagmaal hoorde hij de vespers en 's avonds liet hij de completen zingen. Toen een hoveling hem verweet, dat hij aan die oefeningen te veel tijd besteedde, antwoordde hij: ‘Voorwaar, als ik al dien tijd gebruikte om met de dobbelsteenen te spelen of in het bosch op beesten en vogels te jagen, zou niemand er iets op aan te merken vinden.’
Hij oefende zich in alle verstervingen, bediende zelf de melaatschen, genas door zijn aanraking de kliergezwellen, en als, wanneer hij op Goeden Vrijdag blootsvoets uitging, de armen, die elkander om hem verdrongen, hem op de teenen trapten, beklaagde hij zich niet, daar Christus op dien dag immers zooveel meer geleden had.
Van hem dagteekent die godsdienstige vereering voor de koningen, die in Frankrijk zoo lang heeft stand gehouden.
‘Goede koning,’ sprak tot hem een arme vrouw op den drempel harer hut, ‘met dit brood dat ge mij als aalmoes geeft, wordt mijn zieke man gesterkt.’
Hij vertrok ter kruisvaart naar het Heilig Land onder het zingen van het Veni Creator, en men weet dat hij na den slag van Mansoerah zelt de lijken der soldaten hielp dragen, ‘zonder zich den neus te stoppen, terwijl de anderen dit wel deden,’ zeggen de kronieken. Op zijn terugtocht weigerde hij het schip te verlaten om de gevaren te deelen van hen, die hem vergezeld hadden. Bij zijn heiligen dood eindelijk, toen hij zich op een bed van asch had laten uitstrekken, bleef hij nog koning en zijn laatste woord was voor zijn volk: ‘Heer! Heer! wees de heiliger en bewaarder van mijn volk.’
Daarom was hij dan ook de lieveling der kleine luiden, die nog eeuwen daarna zijn naam in gezegend aandenken hielden.
Vincentius van Beauvais was niet alleen de leermeester van den H. Lodewijk, maar bleef ook later bij dezen in hooge achting; de koning hield hem aan zijn hot onder den titel van zijn voorlezer en belastte hem met het toezicht op de studiën van zijn kinderen, de jonge prinsen.
De vrijgevigheid des konings stelde Vincentius in staat, zich vele kostbare boeken te verschaften en het omvangrijke werk Speculum majus saam te stellen, dat in 1473 voor het eerst te Straatsburg in tien groote folianten en in 1642 nog eens te Douai door de zorgen der Dominicanen van die stad gedrukt werd. Het is een wijdloopige verzameling van uittreksels van gewijde en ongewijde schrijvers, waarin men alles bijeenvindt wat de schrijver het nuttigst heeft geacht. Of choon die stukken niet altijd het doelmatigst gekozen of het best verwerkt zijn, treft men er toch veel merkwaardigs en wetenswaardigs in aan, dat men niet zonder groote moeite en nasporingen van elders zou kunnen bijeengaren.
De verzameling is verdeeld in vier deelen: Speculum naturale, handelend over de natuurwetenschappen, Speculum doctrinale, over de geloofsleer, Speculum morale, over de zedenleer, hoofdzakelijk getrokken uit de Summa van den H. Thomas van Aquino, en Speculum historiale, bevattende een overzicht der wereldgeschiedenis.
Ook bestaat van hem nog een verhandeling over de opvoeding der vorsten en andere Latijnsche geschriften.
De vrome en ijverige geleerde stierf in 1264.