Bij de Platen.
Op weg naar Klondike. -
Het goudland onder de sneeuw blijft, ondanks de verhalen van doorgestane koude en ellende, trekken al wat er avontuurlijks en belust op goud in de Vereenigde Staten te vinden is. Doch dezen blijkbaar niet alleen. Indien men de dagbladen mag gelooven - en daartoe is dikwijls een groot geloof noodig - zal zekere juffrouw Hannah Gould, een weduwe, die geen katje moet zijn om zonder handschoenen aan te pakken, zich binnenkort met een zestigtal weduwen en ongetrouwde juffrouwen naar Klondike inschepen. Haar doel is louter menschlievend: zij zullen te Dawson City winkels openen, een hospitaal oprichten en op andere manieren de mannelijke bevolking der als een paddestoel uit den grond opgerezen stad van dienst zijn.
Nu geven die zelfde bladen wel tusschen de regels te lezen, dat het ondernemende zestigtal nog op iets anders hoopt; maar worden niet altijd de edelste en meest onbaatzuchtige bedoelingen verdacht gemaakt, door er bijoogmerken van lagere orde aan toe te schrijven?
In dit nummer geven wij een afbeelding, niet van het belangwekkende zestigtal, hoe interessant zulk een groep ook zou zijn, maar van de eerste dame, die de reis over land naar de Joekon-rivier ondernam en dus Hannah Gould en haar gezellinnen is vóór geweest. Mevrouw Garner is een heel sympathieke figuur, wat wij van Hannah Gould niet kunnen zeggen, omdat wij tot dusver het genoegen niet gehad hebben, het conterfeitsel der achtbare matrone onder de oogen te krijgen.
Een ander tafereeltje in dit nummer, dat stellig ook de aandacht der lezers zal trekken, stelt een geïmproviseerde pleisterplaats op weg naar het goudland voor, waar toebereidselen gemaakt worden voor het middagmaal. Men schaart zich zoo dicht mogelijk om het vuur, want het is vinnig koud, - een voorproefje van hetgeen den goudzoekers in het nieuwe Dorado te wachten staat.