Iets over giraffes.
De dierentuinen, die zich in de droeve noodzakelijkheid bevinden een gestorven giraffen paar door een ander te vervangen, zijn waarlijk te beklagen, daar deze dieren buitengewoon duur zijn. Ook mogen zij blij zijn, als zij voor geld en goede woorden er in slagen een exemplaar machtig te worden, daar deze dieren zeer schaarsch zijn. Eenige jaren geleden verloor de Londensche Dierentuin zijn laatste giraffe en niettegenstaande het bestuur duizend pond sterling voor een giraffen paar wilde besteden, kon geen handelaar in wilde dieren er een leveren.
Verscheidene oorzaken werken samen tot deze zonderlinge schaarschte. Alvorens deze wat nader te beschouwen, is het wellicht niet van belang ontbloot, in het kort de geschiedenis der giraffen in Europa na te gaan. Reeds tijdens de Romeinsche keizers luisterden eenige giraffes de zegetochten der overwinnaars op. Deze dieren waren uit de Lybische woestijn naar Rome overgebracht. Uit de geschiedenis van Spanje gedurende de Middeleeuwen blijkt, dat omstreeks 1403 koning Hendrik III van Castilië zich in het bezit van zulk een dier mocht verheugen.
Lorenzo de Medicis raakte in het bezit van een giraffe, die hij door de straten van Florence liet rondleiden en die door het volk met de grootste verbazing werd aangegaapt. Het dier werd spoedig de lieveling der Florentijnen. Van de balkons regende het appelen en andere vruchten.
Van den tijd van Lorenzo de Medicis tot de regeering van George IV van Engeland schijnt de giraffe in Europa onbekend te zijn geweest. Maar in 1827 bood Mohammed Ali, onderkoning van Egypte, een exemplaar aan den Engelschen koning aan; het dier leefde echter slechts eenige maanden in de koninklijke menagerie te Windsor.
In 1836 kocht het Zoölogisch Genootschap te Londen een mannetje en een wijfje, die zich in hun nieuwe omgeving volkomen op hun gemak bevonden. Toen het wijfje in 1852 stierf, had zij het leven geschonken aan een zevental jongen.
Het vangen en temmen van giraffes was een gelief koosde bezigheid der woeste Noordafrikaansche stammen, die aan Egypte onderworpen waren. Dit blijkt zonneklaar uit de Egyptische monumenten, waarop voorstellingen voorkomen, die ons een trouw beeld leveren van de wijze, waarop zij te werk gingen. Elk dezer schilderingen dagteekent van omstreeks 1400 v. Chr., tijdens de regeering van Thothmes III. Deze Pharao was een groot veroveraar en ontving geschenken van goud, ivoor, hout, graan, vee, apen, olifanten, giraffes en vele andere dieren van schatplichtige hoofden.
Het geldt als een omstootelijke waarheid, dat een volwassen giraffe niet levend kan gevangen worden. De giraffe kan niet den minsten weerstand bieden, heeft geen enkel wapen tot hare verdediging, maar haar hoogte, kracht en verbazend gewicht maken dit overigens geheel weerloos dier allesbehalve gemakkelijk te vangen en te temmen. De giraffe heeft de minder aangename gewoonte met de voorpooten te schoppen en met den kop te stooten. Onder de giraffen jagers van beroep is de meening algemeen, dat alleen de jonge dieren kunnen gevangen en getemd worden. De gang van het dier als het vervolgd wordt, zijn hoogte, omvang en lompheid maken een overweldigenden indruk.
Als het zich in beweging zet, schijnt het zich langzaam en waggelend voort te sleepen, maar in werkelijkheid zet het er flink de sokken in. Als de nood dringt, gaat zijn gang over in een soort van onbevalligen, huppelenden galop, waarbij het de beide rechter- en daarna de beide linkerpooten te gelijk opheft, steeds den nek en den kop heen en weer zwaait en het lichaam op een buitengewone wijze schommelt en slingert. De lange, zwarte staarten geeselen middelerwijl den rug; daarenboven snuift het geraasmakend door den neus. Zulk een tooneel valt heden nog slechts te genieten in de afgelegen woestijnen van het onbekende Afrika. Nu the dark Continent, al is het nog in bescheiden mate, den terugslag der Europeesche beschaving gevoelt, richten de vuurwapenen soms vreeselijke slachtingen aan onder de giraffes, zoodat ongetwijfeld na een eeuw de giraffes in het Zuiden wan Afrika en Soedan uitgestorven zullen zijn.
Door sommige zoölogen wordt de giraffe een overgang tusschen de herten- en de runderenfamiliën genoemd. Zooals algemeen bekend is, behoort zij tot de tweehoevigen of herkauwers. Het dier heeft volstrekt geen horens of gewei. Wel is waar neemt men op den kop twee beenige uitsteeksels waar, die met haar bedekt zijn, maar het zou te veel eer zijn, dezen den naam horens te geven.
Evenals de mensch heeft het dier zeven halswervels, maar deze zijn natuurlijk heel wat langer. De hoeven zijn gespleten en lijken ongeveer op een dikken, sterk verlengden koeiepoot. De hoef wordt, vooral als het dier den ouden dag be-