op den raad gepleegd werd met het doel gewelddadig de regeering om te zetten. Dit geschiedde in verband met de beweging, na den dood van stadhouder Willem III ontstaan en in de geschiedenis als de ‘Geldersche Plooierijen’ bekend. Zij had ten doel, voor de steden de oude voorrechten aangaande de magistraatsverkiezingen, die haar door de stadhouders ontnomen waren, terug te winnen.
De aanslag te Nijmegen had voor de aanleggers een bedroevend einde. Vier van de belhamels werden nog den eigen avond uit de vensters van de raadzaal gehangen, een ander onderging den volgenden avond hetzelfde lot en de zeventigjarige oud-burgemeester Willem Roukens werd wegens medeplichtigheid in den avond van den 8n Augustus vóór het stadhuis onthoofd. Men maakte in die dagen korte metten met lieden, die zich jegens de gestelde machten vergrepen.
In 1877 werd de bovenbedoelde rechtbank opgeheven en nu bleef de zaal ledig staan, tot de raad, die zich in het benedenvertrek intusschen wel wat bekrompen begon te voelen, ze weer aan haar oude bestemming teruggaf. Dit gebeurde den 18n October 1891, toen Nijmegens vroede vaderen er voor de eerste maal weer vergaderden.
Daartoe had men de mooie ruimte voorloopig wat opgeknapt; zoo was de zoldering ontdaan van de daartegen aangebrachte bestukadoring, zoodat de oude moer- en kinderbalken weer waren blootgekomen; en omdat de daarop liggende vloer uit geverfd wit hout bestond, had men die balken ook maar geverfd. Verder had men de zaal van een nieuwen vloer voorzien.
Zooals men ziet, was men bij die nieuwe inrichting maar heel zuinigjes te werk gegaan, heel niet in overeenstemming met het eerbiedwaardig historisch karakter der zaal, noch met de welvaart en het aanzien der bloeiende gemeente of met de waardigheid van het achtbare raadslichaam.
Bij besluit van 19 November 1895 opende de raad echter een crediet van twaalf duizend gulden, om daaruit de kosten te bestrijden van een herstellings- en versieringsplan, door den gemeente-bouwmeester opgemaakt.
De uitvoering van dit plan is in September van dit jaar gereedgekomen en in dit nummer wordt den lezer een afbeelding aangeboden van de oude zaal, zooals zij er in haar nieuwen tooi uitziet.
De oude balkenzoldering is behouden, maar van de verf ontdaan, zoodat het oude eikenhout weer blootkwam, en daartegen werd een nieuwe blank eiken bekleeding aangebracht. Verder werd de heele vensterwand met de vijf vensters, die er waarschijnlijk in deze eeuw werden ingezet, geheel in den ouden geest vernieuwd en eindelijk de heele zaal in den trant der zestiende eeuw versierd.
Die versiering bestaat vooreerst uit een rondloopende, rijk gebeeldhouwde eiken lambrizeering ter hoogte van 2.25 M. boven den vloer. Aan den langen zaalwand zijn drie rijk versierde enkele deuren geplaatst, waarvan er op onze afbeelding twee zichtbaar zijn, en de westelijke korte wand heeft een dubbele deur in het midden. Boven de lambrizeering is een behang van geweven stof gespannen in zachtgroenen grondtoon, waarop deftig uitkomen de levensgroote portretten van de gezanten, die den Nijmeegschen vrede hielpen sluiten en vóór hun vertrek de stad als aandenken hun conterfeitsel vereerden. Die portretten waren in het gemeentelijk museum bewaard gebleven.
De korte wand op onze gravure zichtbaar prijkt met het beroemde gezicht op Nijmegen, geschilderd door Jan van Goyen.
In de wandbetimmering komen acht paneelen voor van intarsia of houtmozaïek, betrekking hebbende op een aantal merkwaardige tijdsrippen uit Nijmegens geschiedenis, in opschriften vermeld. Zij zijn:
1o. De strijd van Claudius Civilis tegen de Romeinsche heerschappij en zijn terugtocht voor de hem achtervolgende Romeinsche legers, waarbij hij genoodzaakt was Nijmegen, het toenmalige Oppidum Batavorum, in brand te steken.
2o. Het verblijf van Karel den Groote te Nijmegen en de stichting van het Valkhof.
3o. Het verblijf van keizer Frederik Barbarossa, die in 1155 het Valkhof, in 880 door de Noormannen verwoest, weer liet herbouwen.
4o. De verpanding der rijksstad Nijmegen in 1248 aan graaf Otto III van Gelre, waardoor de stad aan het graafschap Gelre kwam.
5o. De bemachtiging van Nijmegen in 1473 door Karel den Stoute, die daardoor in het bezit kwam van heel Gelre.
6o. Het bezoek van keizer Karel V aan Nijmegen in 1546.
7o. De overgave der stad aan Maurits van Nassau in 1591.
8o. De vrede van Nijmegen in 1678.
9o. Het afslaan der Franschen, die zich in 1702 van Nijmegen wilden meester maken, maar door den moedigen tegenstand der burgers werden weerhouden.
10o. De aanleg van den spoorweg Nijmegen - Kleef in 1865.
11o. De uitleg der stad, begonnen in 1878.
Ook in de deurbetimmeringen is een kleurige intarsia-versiering aangebracht.
De bovenstukken der vijf vensters eindelijk boden opnieuw gelegenheid om op het historisch verleden en de bestemming der zaal te wijzen, ditmaal in kleurige glasschildering. Op die ramen werden daarom aangebracht de wapenschilden van tien geslachten, waaruit Nijmeegsche burgemeesters zijn voortgekomen, en daaronder merkt men dan ook op dat van Jacob Canis, den vader van Nijmegens grootsten zoon, den zaligen Petrus Canisius.
Alzoo vormen de versieringen der zaal als het kort begrip van het roemrijk verleden der stad, wier belangen hier door den achtbaren raad worden behartigd.
J.R.V.D.L.