De reuzenverrekijker.
Het was een eigenaardig meesterstuk der optiek of gezichtkunde, dat op de jongste tentoonstelling van nijverheid te Berlijn te zien was. De reuzenverrekijker is om zoo te zeggen een werk der toekomst, niet alleen omdat hij het eenig blijvende was wat de tentoonstelling aanbood, maar ook omdat hij een vraagstuk vertegenwoordigt, welks eindoplossing nog te gemoet gezien wordt.
In wetenschappelijke kringen is er over de uitvoerbaarheid van dezen verrekijker een hevige strijd gevoerd. Zijn naam ‘reuzenverrekijker’ draagt hij niet alleen om de reusachtige afmetingen van de buis, maar ook wegens de nog nooit bereikte grootte der optische lenzen. Nog nooit zijn zulke lenzen vervaardigd, zelfs is nooit beproefd optische glazen van zulken omvang en zulke dikte te maken.
De grond dezer beperking in de grootte van optische lenzen ligt in de berekening van de verhouding der grootte en dikte der lenzen tot haar lichtsterkte. Het is een feit, dat een optische lens, hoe grooter zij is, des te meer aan lichtsterkte verliest.
Zoo komt het, dat men met kleine verrekijkers dikwijls fijner en betrouwbaarder waarnemingen kreeg dan met geweldige refractors, waarvan men zich de prachtigste resultaten beloofde.
Toen nu de ontwerper van den reuzenkijker, de sterrenkundige Archenbold, met zijn plan voor den dag kwam, vond hij bij een deel der wetenschappelijke wereld den hevigsten tegenstand. Onze techniek, zoo heette het, was nog zoover niet om in het algemeen lenzen van de gewenschte afmetingen voort te brengen. En zelfs, als het de glasgieterij en den gezichtkundigen gelukken mocht, zulke lenzen te vervaardigen, dan was het toch nog twijfelachtig of de lichtsterkte groot genoeg zou zijn om nauwkeuriger en belangrijker waarnemingen te doen.
Welnu, juist in de optiek of gezichtkunde is in den loop der tijden gebleken dat de theorie het niet altijd bij het rechte einde heeft. De practische optiek heeft dikwijls uitkomsten opgeleverd zoo verrassend als de theorie niet had durven droomen. En welke zegepralen de werktuigkunde juist op het gebied der optiek ook heeft behaald, toch gekit ook hier het woord, dat probeeren minstens evenveel waard is als studeeren.
de reuzenverrekijker van de jongste nijverheidstentoonstelling te berlijn.
Voorzeker kan men niet zeggen dat de reuzenverrekijker enkel een product is van practische proefneming. Ook dit ontzaglijke instrument is nauwkeurig en zorgvuldig berekend moeten worden - want zonder berekening is nu eenmaal geen optische lens te vervaardigen - zoodat theorie hier tegenover theorie staat. De practijk vindt alleen haar uitdrukking in de vervaardiging der lenzen zelf.
Wat men voor bijna onuitvoerbaar hield, namelijk het onberispelijk gieten van zulke geweldige glazen en de optische bewerking, het slijpen, is op de voortreffelijkste manier gelukt. De afzonderlijke deelen vormen nu een geheel, dat tot de meest ontzagwekkende voortbrengselen van de moderne techniek en werktuigkunde moet gerekend worden.
De buis zelf heeft de kolossale lengte van 21 meters met een totaal gewicht van tachtig centenaars. Het objectiefglas heeft een doorsnede van 110 centimeter en is dan ook het grootste, dat ooit gemaakt is.
De grootste verrekijker in Duitschland, die van de sterrenwacht te Straatsburg, heeft lenzen van maar 48½ centimeter. De groote verrekijker te Pulkowa heeft een objectief van 75 centimeter, terwijl de reuzenfractor van de Lick sterrenwacht in Californië er een van 95 heeft.
Het grootste objectief van de wereld bezit de Yerkes-sterrenwacht te Chicago met een middellijn van 100 centimeter, hetgeen in de optische wetenschap tot dusver voor het non plus ultra gold. De reuzenverrekijker te Berlijn overtreft dus den Amerikaanschen nog met tien centimeter.
Het spreekt van zelf dat het opstellen en monteeren van zulk een reusachtig instrument zeer groote moeilijkheden oplevert. Eerst de ondervinding zal leeren of de oude theorie van stilstand, dan wel de nieuwe van vooruitgang de zege zal behalen. En mocht dit laatste het geval zijn, dan staan wij voor een heel nieuw tijdperk in de gezichtkunde, dat ons voor de toekomst nog ongedroomde verrassingen zou kunnen brengen.
Tot dusver heeft de reuzenverrekijker inderdaad reeds zulke verrassingen gebracht. Toen hij bij wijze van proefneming op de maan gericht werd, nam de heer Archenbold als eerste beeld op dit hemellichaam een rechte heuvelketen waar, die onder den naam ‘spoorbaan’ bekend is. Bij een bepaald licht dat op dien avond juist voorhanden was, neemt zij te zamen met een nabijgelegen halfkringvormigen heuvel een gedaante aan, die haar bij vele sterrenkundigen den naam van ‘het zwaard’ verworven heeft.
De weinige personen, die bij de proefneming tegenwoordig waren stonden ten hoogste verrast over de helderheid en duidelijkheid van het beeld. Scherp teekenden de kraters en heuvelketenen, de bergruggen en uitloopers zich tegen de maanoppervlakte af.
Volkomen onbeweeglijk stond de maan in het gezichtsveld, een teeken, dat de beweging van de buis, waardoor deze den loop van het hemellichaam volgt, zonder eenige onregelmatigheid of storing plaats heeft.
Even geregeld was de andere beweging, toen de buis op enkele dubbelsterren gericht werd.
Wat men van dezen reuzenverrekijker nog te verwachten heeft bleek ook hieruit, dat eenige sterren als dubbelsterren werden herkend, terwijl zij toch als zoodanig nog in geen enkele sterrenlijst staan aangeteekend.