Uit de keizerstad aan den Donau.
Weenen is een van die oude merkwaardige steden, die in haar gebouwen als een overzicht in steen geven van de ontwikkelingsgeschiedenis der menschheid gedurende haar bestaan van eeuwen.
Daar het ontstaan der stad al tot den tijd der Romeinen opklimt, is het moeilijk te verwachten dat zij nog bouwwerken uit haar lang vervlogen jeugd zou kunnen aanwijzen. Maar haar St.-Stephansdom mag toch op een eerbiedwaardigen ouderdom bogen, daar de grondslagen voor dit tempelgebouw reeds werden gelegd in 1144 door markgraaf Hendrik II, bijgenaamd Jasomirgott.
Tot dusver stond dit majestueuze Godsgebouw aan alle zijden door zware huizenmassa's ingesloten, zoodat men nergens een vrij gezicht op de kerk had, van waar men ze in haar geheel kon bewonderen. Alleen de prachtige toren rees boven al de gebouwen der stad uit en was van alle zijden zichtbaar.
In den laatsten tijd echter heeft men de omringende gebouwen gesloopt, zoodat het juweel van middeleeuwsche bouwkunst geheel vrij is gekomen en zich thans voor de bewonderende blikken voordoet als het edelste kleinood, dat de aan trotsche bouwwerken zoo rijke keizerstad kan aanwijzen. Wie van den Graben uit den machtigen indruk van den ontzagwekkenden tempel geniet, dien kan het niet verwonderen dat de grijze schilder van het oude Weenen, Rudolf Alt, zich nog in een stoel daarheen liet dragen om met bevende, maar toch nog zekere hand dit nieuwste Weener stadsgezicht te schilderen.
Door het wegbreken der bedoelde huizen is tevens wat ruimte gekomen in de binnenstad, die gelijk de meeste oude steden slecht is ingericht op de bedrijvigheid van het hedendaagsche groote-stadsverkeer. Het middelpunt van dat verkeer is de Graben, niet veel meer dan een breede straat, terwijl het grootste plein der binnenstad de Hooge Markt is, door onze gravure afgebeeld. Dit plein is het centrum van het aloude Weenen.
In den voor-Romeinschen tijd was de tegenwoordige keizerstad een Keltisch plaatsje, eerst Vianomina en daarop Vindabona geheeten. Het werd door de Romeinen, die den Donau wenschten te beheerschen, versterkt, diende achtereenvolgens hun 13e en hun 10e legioen tot vaste standplaats en nam toen ongeveer de ruimte in tusschen de tegenwoordige straten: Tiefer Graben, Graben en Rotenturmstrasse.
Het middelpunt dezer Romeinsche stad, waar in het jaar 180 na Christus keizer Marcus Aurelius zijn leven eindigde, werd ingenomen door de tegenwoordige Hooge Markt, die dien naam waarschijnlijk aan haar hooge ligging te danken had, daar zij reeds te dien tijde in alto foro heette.
Het plein bleef, heel de middeleeuwen door, het brandpunt van het dagelijksch verkeer en was tevens het tooneel van talrijke ridderlijke spelen en tornooien, waarvan de kroniekschrijvers ons verhalen.
Van 1441 tot in onze eeuw was het tevens de zetel van een gerechtshof en de plek, waarop de kaak en het schavot werden opgeslagen. In het h uis, dat met 5 genummerd is, was dit gerechtshof gevestigd en van zijn balkon, dat pas in 1855 werd afgebroken, werden nog in de eerste helft dezer eeuw de vonnissen afgekondigd, terwijl op de kaak, voor dit gebouw opgericht, de misdadigers aan de openbare beschimping werden prijsgegeven. Aan de gerechtszuil