Bij de Platen.
Wijnoogst In Italië. -
Italië is toch een gezegend land, niet alleen rijk in natuurschoon, maar ook in weelderige en overvloedige vruchten. Bijzonder de druif gedijt er als in weinig oorden der wereld. Onder zijn warme koesterende zon kent men geen slechte wijnjaren; goed wordt de wijn er altijd, al wisselt ook de hoeveelheid soms wat af. En daarom heeft de wijnoogst in Italië, vooral in de bloeiende landouwen van Toscane, het karakter van een vroolijk feest.
Daarheen verplaatst ons het tafereel op blz. 188; wij nemen hier deel aan den vroolijken oogst van een bijzonder voordeelig wijnjaar.
De wijnstok in Italië wordt een zware boom, dikwijls met een stam van een arm dik. De ranken worden niet, zooals in de Duitsche wijnbergen, tegen staken opgeleid, maar slingeren zich langs wilge- en moerbeiboomen - ranken van tachtig voet lengte zijn hier geen zeldzaamheid - of men laat ze prieëlen vormen door de vertakkingen over latwerk uit te breiden, dat op steenen palen rust. Daar kan de zon ongehinderd door spelen en ontwikkelt dan ook een groote kracht. Als de maand Augustus ten einde loopt, hangt alles vol met zware, bruin, groen of zwartblauw gekleurde trossen, waar de suiker om zoo te zeggen uitdruipt. In manden worden nu deze trossen bijeenverzameld en naar huis gehaald.
Onze gravure vertoont zulk een wingerdprieel waar de landlieden met den oogst bezig zijn, en op den voorgrond een drietal meisjes, die met druiven beladen korven huiswaarts voeren.
De landlieden in Toscane zijn groote, slanke, gebronsde mannen, dikwijls met fijne trekken, en de vrouwen kunnen soms op werkelijk klassieke schoonheid aanspraak maken. De meestal flink opgeschoten en evenredig ontwikkelde meisjes hebben blozende, zacht gevulde, lief ovale gezichten; het niet te hooge voorhoofd met de weelderige, gewoonlijk krullende haarlokken, de rechte, fijngevormde neus, de levenslustige roode mond en de donkere vurige, amandelvormige oogen, nu eens fluweelig zacht, dan weer glinsterend van levensmoed en levenslust, oefenen vooral op den toerist uit de noordelijke landen een groote bekoring uit. Vooral bezielen zij de kunstenaars tot menige bevallige schepping, zooals het tafereel in dit nummer alweer bewijst.