Bij de Platen.
De graaf van Fontaine in den slag bij Rocroy. -
Dit kranig tafereel verplaatst ons te midden van den vermaarden veldslag van Rocroy, waarin de twee-en-twintigjarige prins van Condé, om zoo te zeggen, zijn sporen verdiende.
In Mei van het jaar 1643 waren de Spanjaarden, stout geworden door het afsterven van kardinaal Richelieu, aan den kant der Ardennen het Fransche grondgebied binnengetrokken en hadden het beleg geslagen voor de stad Rocroy.
Het Fransche leger werd aangevoerd door den jeugdigen hertog van Enghien, prins van Condé. Met het oog op zijn jonge jaren had koning Lodewijk XIII hem als luitenant en raadsman den ouden maarschalk De l'Hôpital ter zijde gesteld. Deze nu durfde in de overmaat van zijn bedachtzaamheid den strijd niet aan, terwijl de voortvarende Condé van ongeduld verging om den vijand te lijf te gaan. Ongemerkt wist hij het daarheen te leiden, dat ten slotte het gevecht onvermijdelijk was.
Inmiddels was koning Lodewijk XIII komen te overlijden, en het leger stond al voor Rocroy, zonder dat de maarschalk of de troepen iets van zijn dood afwisten.
De hertog van Enghien, die het bericht daarvan nad ontvangen, had het geheim gehouden. Hij had alleen op gebiedenden toon gezegd, dat hij wilde vechten en de verantwoordelijkheid daarvoor op zich nam. Nadat hij zijn bevelen gegeven had, doorliep hij al de gelederen van het leger om overal denzelfden strijdlust te wekken, die hem bezielde. Den heelen nacht bijna bracht hij aan de wachtvuren der officieren door, en toen de morgen aanbrak, moest men hem, evenals Alexander den Groote, uit een diepen slaap wekken om hem te zeggen dat het oogenblik voor den strijd gekomen was.
Onmiddellijk vliegt hij op, vuurt de geestdrift in alle gelederen aan, stort zich aanstonds op den rechtervleugel van den vijand, ondersteunt den vleugel der Franschen, die aan het wankelen is gebracht, hereenigt zijn half verslagen troepen, drijft den reeds zegevierenden Spanjaard op de vlucht, verspreidt overal schrik en ontsteltenis in de vijandelijke gelederen. Intusschen hield het Spaansche voetvolk in zijn dicht aaneengesloten drommen nog onwrikbaar als een muur stand. Driemaal poogde de jonge held dien muur te verbreken, maar driemaal werd hij afgeslagen.
Aan een der uithoeken van die ondoordringbare phalanx verhief zich een man, rustende op de schouders van vier dragers; zijn lange witte baard deed hem onmiddellijk herkennen. Het was de oude graaf van Fontaine, die gezworen had, de Franschen noch te voet noch te paard meer te bevechten. Dien eed schond hij niet; want, door de gebreken van den ouden dag aan zijn stoel gekluisterd, liet hij zich op zijn stoel in het gevecht dragen.
Dat was de tegenstander, die den jongen, vurigen held het hoofd durfde bieden! De vergrijsde dapperheid stond hier tegenover den jeugdigen strijdlust. De uitslag kon niet twijfelachtig zijn; ten slotte moest de oude Fontaine voor den aandrang van den jongen held wijken. Gaarne had deze in de wilde worsteling het leven van zijn grijzen tegenstander gespaard; maar hij vond hem later ontzield ter aarde liggen te midden van duizenden dooden.
Bij dit schouwspel buigt de jonge prins in ontroering de knieën en dankt op het slagveld den Heer der legerscharen voor de hem geschonken roemrijke zege.