Don Antonio Canovas del Castillo,
minister-president van Spanje.
Weer telt de wereld een van die aanslagen meer, waardoor een sekte staatkundige krankzinnigen de maatschappij en de bestaande orde zeggen te willen verbeteren. Na den moord op president Carnot in Frankrijk en den aanslag op den koning van Italië, kwam nu Spanje aan de beurt der anarchistische gruweldaden.
Don Antonio Canovas del Castillo, die den 8en Augustus in de veranda van het kuurhotel in de badplaats Santa Agueda in de provincie Biscaye door een Italiaanschen anarchist op verraderlijke wijze werd doodgeschoten, wordt terecht als de grootste staatsman van het tegenwoordig Spanje geprezen. Meer dan ooit heeft dit thans een leider noodig, zoo gematigd en toch vastberaden als Canovas, nu de jonge koning Alfons XIII eerst elf jaar oud en dus nog bij lange na niet in staat is, de teugels van het bewind zelfstandig en met zooveel kracht te voeren, als vooral de eigenaardige gesteldheid van dat land vereischt.
Onder de hoede en de leiding van Canovas was Spanje veilig, en nu brengt een anarchist door zijn waanzinnige daad de welvaart van een geheel volk in gevaar. Want de opstand op Cuba en op de Philippijnen berokkent Spanje ook nu nog groote ongelegenheden, terwijl men in den laatsten tijd ook herhaaldelijk van toenemende ontevredenheid in het binnenland hoorde. In Madrid bracht de kwestie der octrooien ontstemming teweeg en leidde tot het sluiten der winkels. Maar erger nog dan dit, voerde de treurige toestand der financiën, nog verzwaard door buitensporige uitgaven voor leger en vloot, veroorzaakt door de opstanden in de koloniën, Spanje aan den rand van het staatsbankroet.
Al deze klippen wist Canovas met groote st[aat]smanswijsheid te omzeilen. Zal zijn opvolger een even bekwaam stuurman zijn? Zal deze de anarchisten zachtzinniger behandelen dan zijn voorganger, die door hen viel, ten einde zich niet eveneens hun haat op den hals te halen?
Canovas del Castillo had den 21en Juni 1895 reeds eenmaal met de anarchisten kennis gemaakt, toen dezen den eersten aanslag op hem pleegden. Hij was gewoon, na de zittingen der Cortes rechtstreeks naar huis terug te keeren, alleen op dezen dag legde hij toevallig eerst een bezoek af. Dat redde hem toen het leven, want hij zat niet in zijn rijtuig, toen daar een bom naar geworpen werd; zij kwetste enkel de drie anarchisten, die ze wierpen.
Hun haat tegen hem nam nog toe naar aanleiding van het proces te Barcelona, gevoerd tegen de anarchisten, die een bom hadden geworpen onder een processie. Ook de Italiaan Angiolillo was toen onder de vervolgden. Hij vluchtte naar Londen, begaf zich daarna naar Lissabon en Madrid en bracht ten slotte zijn plan, Canovas te vermoorden, te Santa Agueda ten uitvoer.
Don Antonio Canovas del Castillo was den 8en Februari 1826 te Malaga geboren. Nadat hij zijn studiën schitterend had voltooid, wijdde hij zich het eerst aan de rechtswetenschappen en de letterkunde, en maakte later ook naam als dichter. In 1851 werd hij hoofdredacteur van het hoofdorgaan der conservatieven, de Patria. Hij verdedigde als zoodanig met groot talent en onvermoeiden ijver de conservatieve partij, waarvan hij later de leider zou worden.
Een jaar daarna begon zijn politieke loopbaan. Zijn vaderstad vaardigde hem voor de eerste maal af naar de Cortes. In 1855 werd Canovas benoemd tot gouverneur van Cadix, in 1856 tot gezant bij het Vaticaan, in welk ambt hij het memorandum over de betrekkingen van Spanje tot den H. Stoel voorbereidde, dat tot grondslag diende voor het Concordaat.
In 1861 onder secretaris van staat aan het ministerie van Binnenlandsche Zaken, in 1864 minister van Binnenlandsche Zaken, in 1865 minister van Financiën en Koloniën, als hoedanig hij de afschaffing der slavernij in de koloniën doordreef, was Canovas tot 1868 nog herhaaldelijk minister en in laatstgenoemd jaar de leider der gematigd-conservatieve meerderheid in de Cortes, maar werd door de revolutie en de republiek uit Spanje verdreven.
Hij begaf zich naar Frankrijk, naar de exkoningin Isabella II, die hem de opvoeding van haar zoon, den jongen don Alfonso, toevertrouwde. Den 31en December 1874 gelukte het hem eindelijk de republiek omver te werpen, Alfons XII werd tot koning van Spanje uitgeroepen en Canovas werd eerste minister, wat hij tot September 1875 bleef.
Het volgend jaar werd hij weer tot het voorzitterschap van den ministerraad geroepen, dat hij van nu af afwisselend voerde met zijn tegenstander Sagasta, den leider der liberalen. Canovas had in in 1876 hoofdzakelijk met de Carlistische beweging te strijden en de financiën te reorganiseeren, waarvoor hij de ridderorde van het Gulden Vlies verwierf. In het jaar 1879 gaf hij zijn ontslag ten gevolge van verschil van meening met den koning over het invoeren van hervormingen op Cuba, en ried aan, generaal Martinez Campos, die juist van Havana terugkeerde, in zijn plaats te benoemen. Maar nog hetzelfde jaar moest deze zijn portefeuille neerleggen en nam Canovas opnieuw het voorzitterschap van den ministerraad op zich, om het in 1881 weer neer te leggen.
In 1884 vormde hij voor de vierde maal een ministerie, maar ruimde einde 1885 weer zijn plaats voor Sagasta, toen Alfons XII stierf en de Carolinen-kwestie opgeworpen werd. Den 26en December 1886 volgde zijn benoeming tot president van de Cortes, en in Juli 1890 nam hij na Sagasta's aftreden nogmaals de vorming van een gematigd-conservatief kabinet op zich, maakte echter weldra weer plaats voor Sagasta en werd den 25en Maart 1895 voor de zesde en laatste maal minister-president onder bijzonder moeilijke omstandigheden: woelingen der anarchisten in het binnenland, opstanden op Cuba en de Philippijnen naar buiten. Maar kloek heeft de 70jarige grijsaard tot het laatste oogenblik toe zijn plicht gedaan, en als een soldaat op zijn post is hij gevallen.
Voor Spanje is de dood van dezen hoogbegaafden, eerlijken en christen staatsman een zwaar verlies. ‘Leve Spanje!’ waren de laatste woorden van den stervende. Moge deze uitroep, dit testament als het ware van den martelaar voor zijn land en voor het koningshuis, in de harten van alle ware Spanjaarden, tot welke staatkundige partij ook behoorend, weerklank vinden!