Generaal Marceau en aartshertog Karel.
Onder de generaals der eerste Fransche republiek behoort Marceau tot de meest sympathieke figuren, omdat hij aan onstuimige dapperheid en groote veldheerstalenten rechtschapenheid en menschlievendheid paarde, eigenschappen, in die dagen bij de in één sprong van soldaat tot generaal opgeklommen krijgsoversten maar zeer schaars te vinden.
Den 1en Maart 1769 te Chartres geboren, nam Marceau als sergeant deel aan de bestorming der Bastille, werd, in zijn vaderstad teruggekeerd, aanvoerder van een bataljon vrijwilligers, en in April 1793 naar de Vendée gezonden om den opstand der koningsgezinden te dempen. Daar hij hier naar den zin der revolutionnaire en bloeddorstige regeering te Parijs veel te zachtmoedig te werk ging, werd hij door den afgevaardigde der Conventie Bourbotte als verrader der republiek in hechtenis genomen, maar, daar men zijn krijgskundige talenten noodig had, vóór den slag bij Saumur weer in vrijheid gesteld.
Gedurende den veldslag gaf hij Bourbotte een bewijs van zijn edelmoedigheid, door hem zijn eigen paard af te staan en daardoor den revolutionnairen dwarskijker het leven te redden. Deze, hierdoor getroffen, wist te bewerken, dat Marceau tot brigade-generaal benoemd werd.
Na de overwinning bij Autrain den 18en November 1793, werd hem in Kléber's plaats voorloopig het opperbevel over de beide legers in het Westen opgedragen. Marceau versloeg den 12en December de Vendeeërs bij Le Mans en veroverde de stad. Gedurende het gevecht had hij een lief jong meisje, dat de wapenen tegen de republiek voerde, gered, waarvan zijn benijders gebruik maakten om hem opnieuw van verraad te beschuldigen, wat zijn terugroeping ten gevolge had.
Eerst in den veldtocht van 1794 kreeg hij het bevel over een divisie van het Ardennen-, daarna van het Maas- en Sambre-leger. Nadat hij den 26en Juni de overwinning bij Fleurus had beslist, nam hij in den herfst Aken, Bonn en Koblenz in. In den veldtocht van 1795 voerde hij de achterhoede aan bij den terugtocht op den linker Rijnoever; in 1796 voerde hij onder generaal Moreau het bevel over twee divisies en belegerde Mainz en Ehrenbreitstein, maar moest bij de achterwaartsche beweging van generaal Jourdan eveneens op Limburg aan de Lahn terugtrekken. Jourdan gaf hem nu bevel, aartshertog Karel van Oostenrijk tegen te houden, opdat het Fransche leger door den pas van Altenkirchen zou kunnen trekken. Hierdoor redde Marceau het Fransche leger, maar werd den 19en September 1796 door den kogel van een Tiroler jager doodelijk getroffen en stierf vier dagen later te Altenkirchen, waarheen men hem had overgebracht.
Aartshertog Karel, de derde zoon van keizer Leopold II en een der bekwaamste Oostenrijksche veldheeren, was nog twee jaar jonger dan generaal Marceau. Op twintigjarigen leeftijd kwam hij als generaal naar de Nederlanden, nam deel aan den slag bij Jemappes, droeg als bevelhebber der voorhoede veel bij tot de overwinning bij Neerwinden door de bondgenooten en werd na de herovering van België stadhouder der Nederlanden. In Januari 1794 voerde hij bij Landrécy bevel over een divisie, bij Doornik en Kortrijk over den heelen linkervleugel en bij Fleurus over het centrum, zich overal, of hij overwon of overwonnen werd, onderscheidend door zijn kalmen moed en veldheersgaven.
Nadat hij in 1796 op nauwelijks 25jarigen leeftijd als rijksveldmaarschalk het opperbevel over het Oostenrijksche leger aan den Rijn en over het rijksleger had op zich genomen, streed hij bij Rastatt met geluk tegen Moreau, versloeg Jourdan in Beieren en dwong de Franschen over den Rijn terug te trekken.
Bij deze laatste gelegenheid was het, dat de dappere Marceau er het leven bij inschoot. Toen de Oostenrijksche generaal Altenkirchen bezette en daar den doodelijk gewonden tegenstander aantrof, liet hij hem met alle mogelijke zorgen omringen, en, nadat Marceau den laatsten adem had uitgeblazen, diens lijk naar de Fransche voorposten overbrengen. Deze aangrijpende episode, door kunstenaars reeds zoo herhaaldelijk op doek gebracht, geven wij in dit nummer op blz. 149 te aanschouwen.
Te Altenkirchen werd later voor dep Franschen generaal een gedenkteeken opgericht, dat keizer Napoleon III in 1863 liet vernieuwen, en ook in zijn geboortestad Chartres houdt een standbeeld de herinnering aan den dapperen soldaat levendig. In 1889 liet de regeering der Fransche republiek het gebeente van Marceau opgraven en naar Parijs overbrengen, waar het in het Pantheon is bijgezet.