Gezichten uit Brussel.
't Is van 't jaar wel een tentoonstellingsjaar! Terwijl Den Bosch, Arnhem, Dordt om strijd de bezoekers lokken, roert Brussel de groote trom voor zijn wereldkennis. En daar ook ten onzent velen zich hierdoor tot een uitstapje naar de vriendelijke en vroolijke Belgische hoofdstad zullen laten verleiden, meenen wij hun geen ondienst te doen met hun in dit nummer een fraaie teekening aan te bieden, die de schilderachtigste Brusselsche gezichten samenvat.
Vooreerst biedt zij hun een gezicht uit de verte op de prachtige kathedraal van St. Gudula, die zich zoo trotsch verheft tegen de helling der hoogte, waarop de bovenstad is gebouwd. Zooa's men weet, bestaat Brussel voornamelijk uit een laag en een hoog gedeelte, die men zou kunnen onderscheiden als de Vlaamsche en de Fransche helft. De lage stad met haar nauwe en bochtige winkelstraten, waar de meerendeels Vlaamsen sprekende, kleine burgerij woont, heeft nog grootendeels het oude Vlaamsche karakter behouden, ofschoon zij door den aanleg van binnen-boulevards in de laatste jaren toch ook op vele plaatsen een meer modern aanzien heeft gekregen. De hooge stad daarentegen met haar breede rechte straten, haar ruime pleinen en haar paleizen, waar het hof en de adel huizen, lijkt een copie van Parijs.
Midden nu tusschen deze twee uiteenloopende deelen met haar kenmerkend onderscheiden bevolking staat de aloude hoofdkerk als het gemeenschappelijk voorvaderlijk heiligdom, waarnaar alle Brusselaars in vereering opzien.
Wat lager op onze teekening ziet men den bijzonder rijken en majestueuzen voorgevel van het eerwaardige gebouw, dat in het jaar 1220 begonnen, in 1273 grootendeels voltooid was en dus uit het bloeitijdperk der vroege gothiek dagteekent.
Tusschen 1846 en 56 werd de kerk zorgvuldig in den oorspronkelijken stijl gerestaureerd en de voorgevel met talrijke nieuwe beelden versierd, die ongelukkig niet te best met het karakter van het merkwaardige gebouw overeenstemmen. In 1861 werd de statige breede trap geopend, die van het voorplein naar den grootschen hoofdingang leidt.
Na de kathedraal is het meest karakteristieke gebouw van oud-Brussel stellig het stadhuis, een van de rijkste gebouwen van dien aard, die de beide Nederlanden kunnen aanwijzen. Het heeft veel overeenkomst met het beroemde stadhuis van Middelburg en is evenals dit op alle verdiepingen kwistig versierd met baldakijnen en pinakels. Of het evenwel in de bedoeling der oorspronkelijke bouwmeesters gelegen heeft dat juist al de nissen met beelden bezet zouden worden, dan wel of die eenvoudig ter versiering aangebracht waren, mag betwijfeld worden. In elk geval maakt de dichte rij van Brabantsche hertogen, waarmee in den laatsten tijd de middelverdieping van den zuidelijken vleugel en van den toren als bekleed is, wel eenigszins den indruk van overlading. Bovendien zijn die tallooze beelden ook te modern opgevat om goed bij het vijftiende-eeuwsche gebouw te passen.
Toch moet men den Brusselaars ter eere nageven dat zij de roemrijkste gedenkstukken uit het verleden hunner stad met wezenlijke vereering en liefde in stand houden. De prachtige toren, die opmerkelijkerwijs niet in het midden van het gebouw staat, werd na 1863, toen hij door den bliksem beschadigd was, van een nieuwe spits voorzien. En hoog in de lucht staat daarop nog altijd de metalen aartsengel St. Michael, Brussels schutspatroon, die in het jaar 1454 door Maarten van Rode vervaardigd werd. Verleden jaar werd het vijf meter hooge beeld naar beneden gehaald om opnieuw verguld te worden en bij die gelegenheid konden de Brusselaars hun beschermengel van nabij beschouwen, daar hij in zijn gloednieuwen dos eenige dagen ter bezichtiging werd gesteld.
Op de Groote Markt, welker eener zijde geheel door den voorgevel van het raadhuis wordt ingenomen, staan ook de vermaarde gildehuizen, op onze teekening afgebeeld. Nadat in het jaar 1695 door de beschieting der stad onder Lodewijk XIV deze huizen geweldig gehavend waren, werden ze onmiddellijk na het bombardement in hun tegenwoordige gedaante herbouwd en ter gedachtenis aan den ijver, waarmee de Brusselsche burgerij deze sieraden van haar schilderachtig marktplein weer uit de puinen deed verrijzen, zijn nog kort geleden in den gevel van een dier huizen twee gedenkplaten aangebracht, die in de Nederlandsche en Fransche