II.
De afbeelding op de laatste bladzijde geeft den lezer een denkbeeld van dit bewonderenswaardig stuk menschenwerk, dat op de wereldtentoonstelling van Chicago de bewondering der geblaseerde Yankees trok, tweemaal den Oceaan passeerde en nu te Arnhem zoo treurig door de vlammen moest vernield worden.
Niet alleen had men hier te doen met een vernuftig uitgedacht mechanisme of liever een bewonderenswaardig samenstel van onderscheiden mechanismen; maar met een wezenlijk kunstgewrocht, zooals men in onze dagen niet meer gewoon was, en dat veeleer aan den arbeid der vrome en kunstrijke middeleeuwers herinnerde.
Tot de meest karakteristieke kunstwerken van de middeleeuwen behooren die monumentale uurwerken, die men nog zoo vaak aan oude kathedralen of raadhuizen aantreft en die dikwijls met de zinrijkste mechanismen versierd zijn. Welnu een dergelijk uurwerk is vervaardigd door den Neurenburgschen uurwerkmaker Gustav Speckhart, daartoe uitgenoodigd door den heer Carl Marfels te Berlijn, bekend om zijn merkwaardige verzameling antieke horloges, die eveneens te Arnhem te zien was.
Behalve de uurwerkmaker, die voor de verschillende mechanismen te zorgen had, besteedden nog een tal van kunstenaars er jaren lang hun arbeid aan tot de vervaardiging der beeldwerken en verdere uitwendige versiering.
Zooals de afbeelding aantoont, heeft de heele klok den vorm van een gothisch torengebouw met verschillende verdiepingen. Dat gebouw is - of helaas was - geheel uit hout opgetrokken en niet minder dan vijf meter hoog. Het onderste gedeelte, op een laag basement staande, door slakken en schildpadden gedragen en met een galerij bekroond, had een hoogte van 80 centimeter en bevatte een orgel, waarop koralen staan, aan de oude kerkmuziek ontleend. Het borstbeeld, dat men onder dit orgel ziet, is dat van den uurwerkmaker Speckhart. Boven hem zweeft de Beiersche adelaar met het schild voorstellende de Maagd Maria, de beschermvrouw van het koninkrijk. Ter eene zijde van den adelaar prijkt het Beiersche wapen, aan den anderen kant dat van de Vereenigde Staten, wijzende op de bestemming van het kunstwerk om, ter gelegenheid van Columbus' eeuwfeest, den ontdekker der Nieuwe Wereld te huldigen. Verder naar achteren waren nog aangebracht het wapen van Speckhart's vaderstad Neurenberg en dat van het passiedorp Oberammergau, omdat de klok het passiespel zou te aanschouwen geven. Daarom was ook aan weerszijden van het orgel op een koperen plaat een gedicht gegraveerd, waarin de beschouwer werd opgewekt zum heilgen Schauspiel, zur Passion des Herrn.
Op deze onderverdieping stond een tweede, die gewijd was aan het oude testament en daarom in het midden Mozes vertoonde, met de profeten Jeremias en Isaias ter rechter- en linkerzijde, alle drie in sierlijke gothieke boognissen. Gelijk het oude testament de grondslag is van het nieuwe, zoo verhief zich boven deze verdieping het gedeelte van het kunstige gebouw, dat tot de voorstelling van het lijden des Heeren bestemd was.
Evenals het tooneel te Oberammergau bestond het uit drie afdeelingen, waarvan de middelste het eigenlijke tooneel was, waarop de voorstellingen afspelen, en de twee zijvakken een blik verleenden in de straten van Jerusalem. Tusschen die drie vakken stonden de beelden van vier apostelen: Petrus, Paulus, Johannes en Jacobus. En op de doorloopende lijst daaronder las men de woorden: Si cognovisses et tu in hac die tua quae ad parem tibi. Ach, dat gij nog op dezen dag erkendet wat u tot heil verstrekt.
Elk kwartier nu vertoonde zich op het kleine tooneel een voorstelling uit het lijden des Heeren, te beginnen met den intocht in Jerusalem en eindigend met 's Heeren verrijzenis, zoodat achtereenvolgens de heele passie des Zaligmakers zich voor de blikken van den toeschouwer ontrolde.
Te Arnhem liet men ten gerieve der bezoekers die tafereelen, die eigenlijk maar om het kwartier behoorden te volgen, achter elkaar afspelen, zoodat men zich kon verbeelden het passiespel van Oberammergau bij te wonen.
De klok was opgesteld in een afgesloten vertrek, afgeschoten van de ruimte der oranjerie van Sonsbeek, die verder ook nog door andere inzendingen was ingenomen. Dat vertrek, door boogramen van gekleurd glas verlicht, was stemmig als een kapel en stemde dus de toeschouwers vanzelf tot ingetogen aandacht. Het orgel deed zijn plechtige koraalmuziek hooren en werkte mee om de hoorders onder den indruk te brengen van de treffende vertooning.
Daar ontplooide zich eerst de statige optocht van het Jerusalemsche volk, dat den Zaligmaker, op de ezelin gezeten, met palmtakken als overwinnaar binnenhaalde. De deuren van den tempel openen zich en de lange stoet trekt het heiligdom binnen, waarna de deuren zich van zelf weer sluiten.
Dan volgt de voorstelling van het laatste Avondmaal. De Zaligmaker is te midden der Apostelen aan den disch gezeten. Hij zegent het brood en reikt het aan Zijn leerlingen, die het met gebogen hoofd ontvangen. Treffend is het te zien dat als de Meester den verrader Judas aanziet, deze het hoofd omwendt.
Zoo volgen al de lijdenstafereelen elkander op, voorgesteld door kleine, gekleurde, beweegbare beelden, onder welberekende heldere en toch zachte electrische belichting: Christus in den hof van Olijven, met de slapende Apostelen op den voorgrond, en in een rotspoort op den achtergrond den verrader Judas, die Hem beloert, terwijl de engel neerdaalt om Hem tot den vreeselijken strijd te sterken. Daarna de geeseling. Dan Christus voor Pilatus. Vervolgens den smartelijken tocht naar Golgotha. Daarop de groep der kruisiging. Christus hangt aan het schandhout tusschen de twee moordenaren. Maria staat als versteend van smart aan den voet van het kruis, Johannes aan de andere zijde.
Naarmate de tekst der handeling dat meebrengt, heft de Verlosser het hoofd op, ziet de bedroefde Moeder en den beminden leerling aan, richt den blik tot den berouwhebbenden moordenaar en laat eindelijk het hoofd geheel zinken. De hoofdman geeft den soldaat een wenk, de lans in het ontzielde lichaam te stooten. Op den voorgrond laten de soldaten, die het lot werpen over het kleed zonder naad, de dobbelsteenen rollen.
De laatste groep geeft ons, na de lijdensgeschiedenis des Verlossers ook zijn zegepraal over den dood, de opstanding te aanschouwen. Onder de tonen van het oude kerklied ‘Christus is opgestaan’ treedt Hij uit het graf te voorschijn, zweeft de van schrik verstijfde wachters voorbij en verdwijnt achter een rotsblok.
Met deze verheffende groep is de rij der voorstellingen gesloten.
Het gedeelte van het torengebouw, waarin die tafereelen vertoond worden, is, zooals men op de afbeelding ziet, bijzonder rijk en smaakvol met snijwerk versierd. De schrijnwerkersarbeid, hieraan ten koste gelegd, is in zijn soort ook een meesterstuk. De veelvuldig gebroken hoeken, de in elkaar geschoven lijsten, het telkens doorgebroken ornament leverden moeilijkheden op, die alleen een zeer geoefende hand kon overwinnen.
Uit deze verdieping van het torengebouw ontwikkelt zich eindelijk de spits, waarin de wijzerplaat van de klok is aangebracht. Daarboven draait een bol, wier eene helft verguld is en den dag voorstelt, terwijl de andere met haar zilveren sterren op donkerblauwen grond den nacht verbeeldt, in de vier en twintig uren eenmaal om.
Onder de wijzerplaat leest men op spreukbanden de jaartallen 1492 en 1892, wijzende op het feit dat daaronder is voorgesteld, namelijk de ontdekking van Amerika en het vierde eeuwfeest dier heuglijke gebeurtenis. Met volle zeilen stevent het schip van Columbus door de onstuimige golven van den oceaan naar de Nieuwe Wereld, verbeeld door een deel van den aardbol, waarop de naam Amerika staat. Onder deze groep prijken de wapens van Columbus' vaderstad Genua en van Spanje, het land dat hem ter ontdekking uitzond.
Boven de wijzerplaat rijst weer een sierlijk torentje omhoog, waarin de klok is opgehangen. Te midden van rijke versiering draagt het de zinrijke opschriften: Sicut fur in nocte, gelijk de dief in den nacht (komt de dood) en Estote parati, weest bereid!
Ter eene zijde van de klok zweeft, onder een baldakijn, de Dood met de zeis, die de kwartieren slaat; tegenover hem een engel, die in de eene hand den zandlooper houdt en in de andere een hamer, waarmee hij de heele uren verkondigt. Op de spits van den klokketoren zit een haan, die telkens voor den slag van den Dood met de vleugels klept en driemaal kraait.
Als bekroning van het geheel verheffen zich, boven de spits van den klokketoren, nog weer twee zuilen, door een sierlijken spitsboog verbonden, en daarop staan drie engelenfiguren, die op bazuinen blazen; het zinnebeeld van het laatste oordeel, dat eenmaal den loop der tijden besluiten zal.
Vatten we het heele mechanisme nog eens in het kort samen, dan zien we dat dag en nacht worden aangegeven door den wentelenden aardbol. Den aanvang van den morgen en den avond verkondigt de haan door luid gekraai. Minuten en uren worden aangegeven door den wijzer; de kwartieren vermeldt de Dood door slagen op de klok. Als er een heel uur verloopen is, slaat hij viermaal en daarop geeft de Engel aan, welk uur voorbij is. Als de laatste klokkeslag is weggestorven, dan vertoont zich een groep van de lijdensgeschiedenis, terwijl het orgel de daarbij passende melodie aanheft en de hoofdfiguren zich bewegen in overeenstemming met den bijbelschen tekst. Zoodra het koraal ten einde is, komen alle mechanismen, met uitzondering van het eigenlijke uurwerk, weer tot rust.
In het geheel bestaat het ingewikkeld mechanisme uit dertien sterk gebouwde uurwerken. Eén dient voor de muziek, negen voor de verschillende groepen en tot het in beweging brengen van de afzonderlijke figuren; één voor het gekraai van den haan, terwijl het twaalfde en dertiende bestemd zijn voor het slagwerk, dat de heele uren en de kwartieren aangeeft. De twee laatste loopen acht dagen.
Helaas, voor het oogenblik staat alles stil: het vernuftig samengestelde kunstwerk is meedoogenloos door de vlammen vernield. Omtrent de verzameling antieke horloges daarentegen, die aan denzelfden eigenaar, den heer Marfels behooren en in een aangrenzend lokaal waren tentoongesteld, hebben de bladen gemeld dat zij spoedig weer ter bezichtiging zullen kunnen gesteld worden, 't Is te hopen dat dit het geval moge wezen, niet alleen voor den exposant, die toch al genoeg schade zal geleden hebben, maar vooral ook voor de bezoekers der tentoonstelling; want de verzameling mag werkelijk in haar soort eenig heeten.