Daarna kwamen de leden der pauselijke kapel, de gewone kapelaans, waarvan sommigen de kostbare tiaren en mijters van Z.H. droegen, de eere- en dienstdoende kamerheeren, de pauselijke zangers, geestelijken met het pauselijk kruis, het wierookvat of verschillende sieraden, en eindelijk meer dan driehonderd vijftig prelaten, patriarchen, aartsbisschoppen en bisschoppen van den Latijnschen en de Oostersche ritussen, gevolgd door de kardinaal-diakenen in dalmatiek, de kardinaal-priesters in kasuifel, de kardinaal-bisschoppen in kap, alle in witte met goud geborduurde gewaden overeenkomstig de kleur voor den Hemelvaartsdag.
Voorafgegaan door een prins-assistent bij den pauselijken troon, den vice-kamerling der H. Kerk, twee auditeurs der Rota, twee kardinaal-diakens-assistenten, den dienstdoenden kardinaaldiaken en twee ceremoniemeesters, verscheen ten slotte de H. Vader, gedragen op de sedia gestatoria, onder een baldakijn, door hooge waardigheidbekleeders vastgehouden en door de flabelli of veerwaaiers omwuifd.
De H. Vader droeg den mijter op het hoofd en was gehuld in den pauselijken mantel. De linkerhand hield in een zijden doek een brandende kaars vast, terwijl de rechter zich nu en dan ophief om het volk te zegenen.
Achter Z.H. sloten de auditeur-generaal der apostolische kamer, de tresorier-generaal, de majordomus, het college der apostolische protonotariussen en de generaals der geestelijke orden den stoet.
De schitterende processie trok het groote middelschip door en begaf zich naar het altaar van het H. Sacrament, waar allen eenige oogenblikken met den H. Vader neerknielden, om hem vervolgens te geleiden naar den troon, waar hij aller hulde ontving. De kardinalen kusten hem de hand, bedekt met de gouden franje van den mantel; de patriarchen, aartsbisschoppen en bisschoppen kusten het kruis van den stool, terwijl de overigen tot den voetkus werden toegelaten.
Ieder nam daarna de voor hem bestemde plaats in, terwijl twaalf aartsbisschoppen en bisschoppen zich nederzetten op de treden van den troon zelf, zoodat de Paus zich hier vertoonde als het middelpunt en het hoofd der gansche hiërarchie.
Terwijl allen de brandende kaars nog in de hand hielden, trad kardinaal Aloisi Masella, in zijn dubbele hoedanigheid van prefect der Riten en procurator der canonisatie, vergezeld van een ceremoniarius en een consistoriaal advocaat, op den troon toe, om geknield den H. Vader dringend (instanter) te verzoeken, de beide zaligen op de lijst der heiligen te doen inschrijven.
Namens den H. Vader antwoordde Mgr. Volpini, secretaris der breven, dat hoewel de zaak reeds onderzocht was, toch de voorlichting van het hemelsche hof nog zou worden ingeroepen. En twee kapelaan-zangers hieven daartoe de litanie van alle Heiligen aan.
Vervolgens herhaalde de advocaat het verzoek nog dringender (instantius), waarop het Veni Creator gezongen werd om de voorlichting des H. Geestes te vragen. En toen daarop het verzoek voor de derde maal allerdringendst (instantissime) was herhaald, deelde eindelijk de prelaat-secretaris mee dat Z.H., overtuigd dat de verzochte inheiliging Gode aangenaam zou wezen, daaromtrent uitspraak zou doen.
Bij die woorden stond de heele vergadering op, en de Paus, met den mijter op het hoofd, gezeten op zijn troon als leeraar en hoofd der algemeene Kerk, sprak de formule der heiligverklaring uit:
‘In den naam der H. en ondeelbare Drieeenheid, tot verheffing van het katholieke geloof en vermeerdering van den christelijken godsdienst, krachtens het gezag van onzen Heer Jesus Christus, der gelukzalige apostelen Petrus en Paulus en het Onze, na rijp beraad, na de goddelijke voorlichting afgesmeekt en het gevoelen onzer eerwaardige broeders, de kardinalen, patriarchen, aartsbisschoppen en bisschoppen der geheele wereld ingeroepen te hebben, verklaren en besluiten Wij dat de Zalige Antonius Maria Zaccaria en Petrus Fourier, belijders, heiligen zijn, en Wij ze op de lijst der heiligen inschrijven, bepalende dat door de heele H. Kerk jaarlijks hun gedachtenis als van heilige belijders, die geen Pausen zijn, godvruchtig zal worden gehouden, van Antonius Maria op den 5en Juli en van Petrus op den 9en December.
In den naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen.’
Na die plechtige woorden bedankte de advocaat Z.H. en verzocht hem te gelasten, de breven van heiligverklaring te doen verzenden, waarop aan de protonotariussen werd verzocht, van alles acte op te maken.
Nu hief de H. Vader zelf het Te Deum aan, waarbij onmiddellijk door het gansche volk werd ingestemd. De klokken der basiliek barstten los in luid gebeier, dat door het klokgelui van alle kerken van Rome werd beantwoord.
En na het Te Deum klonk voor het eerst de bede tot de nieuwe heiligen:
‘Bidt voor ons, heilige Antonius-Maria en Petrus.’
Het Amen, door het gansche volk uitgegalmd, besloot de plechtigheid der heiligverklaring.
Daarna nam de plechtige mis een aanvang, waaronder, bij de offerande, de zinnebeeldige aanbieding plaats had van kaarsen, brood, wijn, water, twee tortels, twee duiven en eenige kleine vogeltjes. Het brood werd aangeboden in een verguld en een verzilverd mandje, de wijn in een verguld, het water in een verzilverd vaatje, terwijl de vogels in vergulde kooien werden aangebracht.
Aangrijpend vooral was op het oogenblik der elevatie het geschal der zilveren bazuinen, van den hoofdingang der basiliek opgegaan en boven uit den koepel beantwoord door een koraal van honderden kinderstemmen, dat als de hemelsche muziek van lovende engelen klonk.
En na afloop der mis werd de Heilige Vader weer door denzelfden luisterrijken stoet, als waarmee hij gekomen was, teruggebracht. Onze gravure stelt dien zegevierenden terugtocht voor en vertoont Leo XIII op den draagzetel, onder het hooge baldakijn met de wuivende vederbossen, als een triomphator, maar te gelijk als een zegenend vader voortgedragen tusschen de duizenden en duizenden, die de ontzaglijke ruimte der basiliek vullen en haar marmeren gewelven doen weergalmen van den jubelenden kreet: Evviva Leone XIII! Evviva il Papa-Re! Leve Leo XIII, de Paus-Koning!