er tusschen de beide vriendinnen iets gekomen was, dat de oude vertrouwelijkheid van vroeger belette. Gelukkig was het kind er nog, om een welkome afleiding te bieden, en gaven de huiselijke aangelegenheden aanleiding om het een en ander te bespreken; anders hadden de twee vriendinnen misschien menig oogenblik sprakeloos tegenover elkaar gezeten. Nu hadden zij 't soms druk over betrekkelijk onverschillige dingen, maar de ééne zaak, waarmee beider gedachten blijkbaar in 't geheim bezig waren, werd niet aangeroerd.
Dat bleef zoo gedurende de weinige dagen, die Mina nog in 't huis van den postdirecteur doorbracht. Maar tot het laatste toe kon toch de gulle aard van Lina die heimelijke spanning niet volhouden.
‘Hoor eens, Mina,’ zei ze op den dag dat deze zou vertrekken en zij samen alleen waren; ‘wij zijn veel te oude en goede vriendinnen om geheimen voor elkander te hebben, en vooral nu gij vandaag weggaat, wil ik niet dat er iets van dien aard tusschen ons blijft zitten.... Ik weet wat er tusschen u en Gerrit is voorgevallen; hij heeft het ons 's avonds, toen ge naar boven waart, dadelijk verteld.... De jongen was er kapot van. De reden van de afwijzing was zeker het testament van mijnheer Bokels?’
‘Natuurlijk, wat anders?’ hernam Mina kleurend en zonder haar vriendin aan te zien.
‘Dus als dat niet in den weg had gezeten, zoudt ge ja gezegd hebben?’
‘Ik denk het wel,’ bekende Mina en terwijl een hooge blos haar wangen overtoog, welden er tranen in haar oogen op.
Lina zag haar met innig medelijden aan. En daarop den arm om haar hals slaande, ging ze op den toon van een oudere zuster voort:
‘Vriendin, ge hoeft u daar niet voor te schamen. Gerrit is een goeie, rechtschapen jongen, en ik kan me best begrijpen dat hij in de veertien dagen, die hij hier met u samen was, een gunstigen indruk op u gemaakt heeft. Om de waarheid te zeggen, heb ik het zien aankomen en zelfs op het punt gestaan, Gerrit te waarschuwen. Eduard stak er den gek mee en meende dat, als er reden voor een waarschuwing was, die toch maar olie in het vuur zou wezen. Achteraf heb ik spijt, mijn eigen hoofd niet gevolgd te hebben; dan waren er geen woorden gesproken, die aan weerskanten zeer moesten doen. Maar laten we nu eens verstandig praten, Mina. Al was er van uwen kant heel geen beletsel tot een huwelijk, dan is Gerrit toch nog de man niet om aan trouwen te denken. Dat heeft zijn broer hem duidelijk te verstaan gegeven. Hij moet eerst zorgen dat hij zijn ingenieurs-diploma haalt en een positie krijgt. Dan pas kan hij er aan denken, een meisje te vragen.’
‘Zeker,’ gaf haar vriendin toe, zich vluchtig de oogen afwisschend, ‘maar hij is mans genoeg om het in een paar jaar zoover te brengen, terwijl ik gebonden blijf. Weet hij dat ook?’
‘Ik heb het hem gezegd, natuurlijk op voorwaarde van strenge geheimhouding. Dat mocht ik toch wel?’
‘Zeker, daar hebt ge heel verstandig aan gedaan. 't Is goed dat hij weet, dat ik hem in 't geheel geen hoop kan geven.’
Weer werden haar oogen vochtig, terwijl zij met die woorden haar eigen hoop vernietigde.
Lina wist niet aanstonds, welken troost aan te brengen in die zichtbare smart.
‘Het offer valt u dus wel zwaar, Mina?’ vroeg ze bijna fluisterend.
‘Zwaarder dan ik had kunnen vermoeden; maar ik heb het eenmaal gebracht en met Gods hulp hoop ik er in te berusten.’
‘Daar zal onze Lieve Heer u voor zegenen, meid. Hoe zwaarder het offer wordt, hoe grooter de verdienste.’
‘Komaan,’ zei Mina opstaande en zich nog eens de oogen afwisschend. ‘Spreken we er niet meer van. Ik zal mijn best doen, er heel niet meer aan te denken.’
‘Dat is het wijste! We hebben het Gerrit ook op het hart gedrukt, schoon het lang duurde, eer hij er van hooren wilde. Toen hij vernam, wat uw eigenlijke drijfveer moest wezen, werd hij nog meer opgewonden. Hij verklaarde u nu nog veel hooger te schatten dan eerst en nog veel meer van u te houden. Hij wilde het u zeggen ook, en wij hadden groote moeite hem daarvan terug te houden. Eduard bracht hem ernstig onder het oog dat hij dit volstrekt niet doen mocht. Dat meisje, zei hij, offert zich op voor haar vader, voor haar broers en zusters: moet gij haar nu van die heilige taak aftrekken door voorspiegelingen, die ge nog niet eens verwezenlijken kunt? Ge moest er u voor schamen, zei hij. Laat juffrouw De Lang stil haar weg gaan; ze voelt zich gelukkig in haar toewijding. En bekommer u voorloopig om niets anders dan uwe studies: maak dat ge een positie krijgt in de maatschappij....’
‘Heeft Eduard zoo tegen hem gesproken? En dat op den laatsten avond vóór zijn vertrek? Dat moet hard geweest zijn voor den jongen.’
‘Kom, kom, daar kan hij best tegen. 't Is wel goed dat hij eens flink aangepakt wordt. Op hem oefent de geschiedenis misschien nog een uitstekenden invloed. Hij ziet er uit hoe anderen werken en zich opofferen, terwijl hij het leven tot dusver wel wat van den lichten kant heeft opgenomen.’
‘Hij was toch van plan, van nu af goed te gaan werken: hij heeft het me zelf meermalen gezegd.’
‘Nu, dan hebt ge in dien korten tijd meer van hem gedaan gekregen, dan Eduard sinds jaren met de ernstigste vermaningen. 't Is te hopen dat hij woord houdt: als hij zich flink aan het studeeren zet, zullen de muizenissen hem wel uit het hoofd gaan. En gij, Mina, moet het gebeurde nu ook maar vergeten.’
Zacht verwijtend zag het meisje haar gehuwde vriendin aan.
‘Gij hebt goed praten,’ zei ze, ‘gij zijt gelukkig met uw man, en vindt het heel eenvoudig dat twee jonkheden, die van elkaar houden, doodbedaard elkaar den rug keeren, alsof het niets is.’
‘Beste Mina, ik spreek tot uw bestwil, en uit ondervinding.... Ik geloof vast dat de goede huwelijken in den hemel gesloten worden, en dat de wereldsche omstandigheden er veel minder invloed op hebben dan de menschen gewoonlijk denken. Gij en Gerrit verbeeldt u nu allebei dat ge zonder mekaar niet gelukkig kunt zijn. En toch kan het best maar een voorbijgaande gril zijn, die van weerskanten gauw vergeten is. Zijt gij bei daarentegen door onzen Lieven Heer voor mekaar bestemd, dan zult ge mekaar wel krijgen ook, al zou de onderste steen boven gaan. Daar kunt gij gerust op zijn, en daarom zeg ik u nog eens: zet alles uit uw hoofd en vat weer lustig de taak op zooals vroeger, alsof er niets gebeurd was.’
‘Gij zijt een verstandige en degelijke vrouw geworden, Lina. Ik had niet gedacht, nog zooveel van u te kunnen leeren. Uw raad zal trouw opgevolgd worden, hoor. Daar! mijn hand er op.’
En van dit oogenblik was de verhouding tusschen de vriendinnen weer even ongedwongen hartelijk als te voren.
Toch viel het opvolgen van Lina's raad Mina lichter te beloven dan te volbrengen.
Thuisgekomen hervatte zij weer met nieuwen ijver haar huismoederlijke zorgen. Er viel veel te doen. Jan moest naar de polytechnische school en Leo naar de academie.
De jongens moesten van alles voorzien worden, en dat gaf heel wat te bedisselen. Mina dacht aan alles. Als Jan naar Indië en Leo naar de Transvaal had gemoeten, merkte haar vader schertsend op, dan kon ze niet meer werk gemaakt hebben van hun uitrusting. En Frans in Antwerpen vergat ze evenmin. Nu moest hem dit, dan dat gestuurd worden; ze hield drukke correspondentie met den adspirant-schilder en liet zich behoorlijk van zijn vorderingen aan de academie, van zijn leven in de woelige stad, van zijn kennissen en omgang op de hoogte houden.
De leiding van haar zusjes thuis vereischte niet minder zorg en wilskracht, en het was maar goed dat Dr. De Lang zijn oudste dochter zoo flink de hand boven het hoofd hield. Met de kleine Dora, die nog jong en volgzaam was en van Mina in verschillende vakken les kreeg, ging het heel goed. Maar met de onbesuisde Rika, die nu en dan een kopje begon te toonen, had ze soms veel te stellen.
Ze hoefde dus niet verlegen te zijn, hoe haar dagen te besteden, en had afleiding genoeg. Maar toch overviel haar soms te midden van haar drukke beslommeringen een droeve, mijmerzieke stemming. Dan was ze stil en afgetrokken en vroeg haar vader zich bezorgd af, wat er toch heimelijk aan het hart van zijn goede, ijverige Mina kon knagen.
Haar daarover ondervragen deed hij niet meer; want de ondervinding had hem geleerd, dat dit toch niets uithaalde.
Zoodra Mina zich op haar gemijmer betrapt zag, zette ze dadelijk een opgeruimd gezicht, verklaarde dat haar niets hinderde en wendde een vroolijkheid voor, die al te zeer afstak bij haar stemming van een oogenblik te voren, om echt te wezen.
‘Ze heeft iets op het hart, waar ze niet voor uit wil komen,’ dacht haar vader soms, terwijl hij haar hoofdschuddend in stilte beschouwde. Maar, als hij haar dan weer zoo lustig aan den arbeid zag, ontgaf hij het zich en stelde zich gerust met de gedachte dat het verbeelding zou zijn.
Zoo ging de eene maand na de andere voorbij. Jan was in Gent en Leo in Leuven. Ze schreven druk en kwamen ook een enkelen keer over. Dan was het feest in huis, alsof, zooals Dr. Lang opmerkte, het gemeste kaft moest geslacht worden ter eere van de verloren zoons. Dan moesten zij vertellen van hun studies, hun lessen, hun professoren, hun kameraads en Mina luisterde daarbij met evenveel belangstelling toe als vader.
‘O ja, Mina, dat zou ik nog haast vergeten,’ riep Jan op een keer, terwijl de heele familie gezellig bij elkaar zat. ‘Ge moet de groete hebben van Gerrit Swinkels.’
Mina voelde dat ze een kleur kreeg en wierp een vluchtigen oogslag in de richting van haar vader, die het op dat oogenblik erg druk had met Leo over een citaat van Cicero, en dan ook niets had gemerkt. Ze hield zich goed en vroeg leukweg:
‘Zoo, hebt ge kennis met hem gemaakt?’
‘Ja, 't is een fideele vent, ik heb veel vriendschap van hem: dat is heel wat waard zoo in den eersten tijd, als ge daar komt als een vreemde eend in de bijt.’
‘Dat geloof ik, en is hij een ijverig student?’
‘Kapitaal! Hij werkt als een ezel. Ze zeggen dat hij veel schade van vroeger heeft in te halen; maar daar weet ik niet van. Ik weet alleen dat hij blokt zooals geen ander. Op de kroeg zie ik hem haast niet....’
‘Daar zult ge toch ook zoo druk niet komen?’
‘Tegenwoordig haast niet anders dan met hem, en dat gebeurt maar heel zelden; want als wij mekaar treffen loopt hij liever een singeltje met mij om of neemt me mee naar zijn kast. Soms loopt hij ook wel bij mij aan, en dat is natuurlijk een heele eer voor mijn nederig persoontje; want tegenover hem kom ik pas kijken; hij is verduiveld knap.’
Mina vroeg niet verder; want haar vader mengde zich in het gesprek en zij wilde volstrekt geen vermoeden wekken, dat zij buitengewoon belang stelde in Gerrit Swinkels. Maar hetgeen zij omtrent hem gehoord had, deed haar toch goed.
Hij had dus woord gehouden en zich ijverig aan de studie gezet; maar bij al zijn werken en blokken had hij haar toch niet vergeten, zooals Lina voorspeld had. Hij dacht blijkbaar aan haar, evenals zij ook hem niet vergeten was, en zocht om haar het gezelschap van haar jongen broer. Hij liet haar zelfs zijn groete overbrengen. Zou zij hem wederkeerig door Jan de hare laten doen? Een blosje kleurde haar wangen bij die gedachte; maar oogenblikkelijk verwierp ze die weer als een booze bekoring. Neen, ze mocht het hervatten van de eenmaal afgebroken betrekking niet aanwakkeren. Zij moest alles vermijden wat ook maar in de verte daartoe zou kunnen leiden. Zij mocht hem toch nimmer hoop geven, en dan was 't maar 't beste, dat hij haar geheel en al vergat. Ze nam zich voor, als Jan weer over hem beginnen mocht, hem maar met een praatje af te schepen.
Toch kostte de naleving van dit besluit haar groote inspanning. Als Jan later weer over was, lag soms de vraag haar op de lippen hoe toch