Bij de Platen.
Uit den Grieksch-Turkschen oorlog. -
Hoe betreurenswaardig iedere oorlog ook moge zijn uit het oogpunt der menschelijkheid, om de ellende, die hij aanricht, de offers die hij vergt, toch heeft geheel Europa in spanning den worstelstrijd gevolgd, die in het verre Zuidoosten gevoerd is tusschen Turkije, ondanks zijn schijnbare uitputting sterker dan men gedacht had, en Griekenland, dat zijn krachten heeft overschat, of - op bondgenooten gerekend, die niet zijn komen opdagen.
Maar het was niet alleen spanning waarmee men den strijd volgde in de streek, waar Cesar eenmaal Pompejus versloeg, waar vóór zeventig jaren de Grieken hun onafhankelijkheid bevochten. Bijna algemeen was de sympathie voor het kleine volk, dat de zes groote mogendheden had durven braveeren en ter wille van de verdrukte stam- en geloofsgenooten op Kreta den ongelijken strijd aanging, waarbij het land zijn bestaan, koning George zijn kroon op het spel zette.
En al moge, zooals men uit de dagelijksche verslagen in de nieuwsbladen heeft gelezen, het Grieksche leger niet hebben beantwoord aan de verwachting, die het volk en ook Europa daarvan koesterde, zeker is het, dat de schuld daarvoor meer aan onbekwame aanvoerders en aan de gebrekkige inrichting, dan aan gebrek aan moed van de zijde der Grieken is te wijten. Zelfs naast de fanatieke onverschrokkenheid en doodsverachting der Turken blonk dikwijls de heldhaftige dapperheid der Grieksche soldaten heerlijk uit, en dezen hebben beter verdiend dan thans voor lafaards te worden gescholden.
Of is het geen treffend bewijs van moed en zelfopoffering wat onze gravure op de laatste bladzijde te zien geeft? Een Grieksch soldaat, behoorende tot de ongeregelde troepen, draagt een gewonden makker buiten de vijandelijke vuurlinie en redt hem het leven, maar niet dan nadat hij zelf door een kogel in den voet getroffen was.
Van den persoonlijken moed der Grieksche soldaten zouden een aantal staaltjes zijn aan te halen, maar voor de verpletterende overmacht der Muzelmannen, gevoegd bij de onbekwaamheid hunner eigen aanvoerders, moesten zij het onderspit delven.
Een andere gravure in dit nummer stelt de Turken voor, die, nadat zij de hun met zooveel hardnekkigheid betwiste bergpassen hebben vermeesterd, in de vruchtbare Thessalische vlakte afdalen. En nadat ook hier het Grieksche leger voor de zegevierende wapenen der Muzelmannen had moeten wijken, lag welhaast Larissa, de bloeiende hoofdstad van Thessalië, voor hen open.
Op onze gravure ziet men de fiere steenen brug over de Peneios, die door de stad stroomt, daarachter het graf van den eersten Muzelmanschen veroveraar van Thessalië met drie blauwgroene koepels en hoog daarboven uitstekend een minaret. De weg over de brug leidt door het noordelijk uiteinde der oostelijke vlakte van Thessalië naar Tirnavos en vandaar naar den in den laatsten tijd zoo vaak genoemden Meloena-pas, in het noordoosten van het dal van Tempe.
Aan al deze namen zijn thans voor de Grieken treurige herinneringen verbonden, maar eenmaal zal ongetwijfeld de dag komen, waarop Griekenland zijn nederlagen van heden door schitterende zegepralen zal uitwisschen.