soms niet minder hinderlijk is dan het luidruchtig bij nacht en ontij uitgegalmde lovivat in onze academiesteden.
De muzenzonen van elke Amerikaansche Alma Mater hebben zulk een cry, die voor den oningewijde totaal onverstaanbaar is. Zoo roepen de studenten van Chicago: ‘Rah hoorah! Zip bumm-ah! Hip-zoo! Rah zoo! Jimmy blow your bazoo! Ip-sidi iki! U.of I. Chamhaign.’
De cry van de Antioch University luidt: ‘Hobble, Gobble! Razzle, Dazzle! Zib! Bumm! Ah! Antioch! Antioch! Rah! Rah!
De studenten der centrale universiteit van Iowa hebben hun cry zelfs op rijm en muziek gezet. Ziehier de tekstwoorden:
Central, Central! Rah, Rah, Rah!
Varsily, Varsily! Ha, Ha, Ha!
Het merkwaardigste is misschien dat dit fraaie lied door volkomen nuchtere lui gezongen wordt, daar Iowa een temperance-staat is, waar het verboden is geestrijke dranken te verkoopen. Overigens zijn volstrekt niet alle Amerikaansche studenten afschaffers; in December van het vorig jaar werden zelfs bij de vijftig studenten van de Princeton-University ingerekend, omdat zij in kennelijken staat zich aan groote luidruchtigheden waren te buiten gegaan. Voor den strafrechter beriepen zij zich op hun Duitsche medebroeders, die wel ruiten inwierpen en nachtwachts afranselden. Dit hielp en de ‘jongens’ van Princeton werden vrijgesproken, omdat rechter Koch - een Duitscher was!
Heeft de jonge geneeskundige na vierjarige of aan een kleiner hoogeschool na driejarige studie het staatsexamen afgelegd, dan laat hij een heel anderen cry hooren, den kreet namelijk om een zoo winstgevend mogelijke praktijk. De Amerikaan heeft weinig aanleg om zijn beroep bijzonder ideaal op te vatten; ook als arts is hij een man van zaken, wien het voor alles om klinkende resultaten te doen is. In groote steden zijn de kansen dikwijls gering, maar hij kan ook op het land geld maken, vooral in de nieuwbevolkte streken van het verre Westen.
Voorzien van een kleine reisapotheek en met een grooten revolver aan het zaal rijdt hij van dorp tot dorp, van hoeve tot hoeve. Daar eischt hij, als zijn hulp wordt ingeroepen, onmiddellijk geld bij de visch; eerst betalen, anders geen genezing. En dat is heel wijs gehandeld, want in die afgelegen streken willen de lui maar niet inzien, dat zij, behalve de pijnen, die zij uitstaan, ook nog geldkosten moeten dragen. Ook vele stedelingen, zelfs welgestelde, denken er niet anders over, en zoo komt het dat dokters met een uitgebreide praktijk er een collector op na houden, die dag aan dag met een buggv rondrijdt om... de rekeningen van zijn meester in te vorderen. De man mag natuurlijk niet driftig worden, als hij met onwillige betalers te doen krijgt, en moet zich, om succes te hebben, nu en dan ook een paar dollars laten afdingen.
In de groote steden van het Westen met haar ongeloofelijk snellen aanwas verzinnen de dokters zonder praktijk soms de ongeloofelijkste middeltjes om aan klanten te komen. De Amerikaansche arts - een vreemdeling lukt dat, tot zijn nadeel, zoo gemakkelijk niet - sluit zich daar bij de een of andere politieke vereeniging of godsdienstige secte aan, neemt aan straatoptochten deel, houdt ‘volksredevoeringen’ en maakt zich zoodoende een naam. Of hij in zijn vak ook degelijk onderlegd is, komt er minder op aan dan of hij slag heeft zijn kansen waar te nemen. De Amerikaansche uitdrukking smart voor ‘flink’ stemt lang niet overeen met ons begrip van degelijkheid. Gelukt het hem bij de eerste partijgroep of secte niet, dan loopt hij naar een andere over; aan keus is geen gebrek, en eens moet het hem toch lukken.
Maar wat beteekent dit nog in vergelijking van den grooten humbug der zoogenaamde ‘doktersmaatschappijen’! In de dagbladen van Kansas-City kan men soms een advertentie lezen in dezen geest:
‘Attentie! Geen ziekte meer! Genezing kosteloos! Een maatschappij van twaalf vreemde doctoren, uitsluitend specialiteiten van den eersten rang, heeft zich in het Monroe-gebouw gevestigd. Daar worden gedurende vier weken alle gebreken en kwalen van welken aard ook, genezen. Goede uitslag gewaarborgd!’
‘Dat is zwendelarij,’ zeggen de lui tegen elkaar, maar ondertusschen maakt de geweldige reclame toch indruk op hen, en daar het niets kost, wil men het allicht eens probeeren. Op dus naar het Monroe-gebouw!
Dit gebouw nu is een huis van twaalf of vijftien verdiepingen, voor welks hoofdgevel blikken of linnen armen en beenen, drie verdiepingen lang, vroolijk in den wind hangen te bengelen; andere ‘specialiteiten’ hebben oogen en ooren uitgehangen. Het balkon draagt een reusachtigen breukband, waarboven trompetters in vuurroode uniform schetterende fanfares door de lucht doen schallen. Op een groot stuk linnen, dwars over de straat gespannen, staan al de ziekten opgesomd, waarvan men hier verlost kan worden; ze zijn haast ontelbaar.
Op de verschillende verdiepingen staan handige boerenbedriegers klaar om de patiënten bij het verlaten van de lift in ontvangst en op sleeptouw te nemen. Of iemand, die aan rheumatiek lijdt, toevallig bij den oorendokter aanlandt, komt er heelemaal niet op aan; misschien mankeert hij toch wel iets aan zijn ooren zonder het zelf te weten. De betrokken specialiteit ziet al bij het binnentreden, waar het hem scheelt: vlak achter het trommelvlies zit de fout; het is hoog tijd dat er iets aan gedaan wordt, anders is het gehoor naar de maan. Maar het geval is toch nog niet hopeloos; de specialiteit heeft gelukkig nog wat van zijn ‘patentmedicijn’ voorhanden, die zeker helpt en volstrekt niet duur is. De patiënt koopt ze, bedankt voor de kostelooze behandeling, en dat hij terugkomen zal kan de arts wel aan zijn volkomen gezonde ezelsooren zien.
Dan gaat het een verdieping hooger naar den dokter, die patent-medicijn tegen rheumatiek verkoopt, misschien ook nog een derde die een bloedzuiveringskuur noodig acht. Na verloop van de vier weken voelt de patiënt zich vermoedelijk zoo ziek, dat hij verdere geneeskundige adviezen graag betaalt, en komt hij niet terug, dan hebben de specialiteiten toch aan hun patent-medicijn genoeg verdiend.
Deze doktersmaatschappijen houden er bovendien nog agenten op na, die stad en land afloopen, hier een lammen pachter, ginds een halfblinden kroeghouder opduiken, die zij in den vollen zin van het woord aan de joden overleveren. In geval van nood onderneemt de agent, gewoonlijk een kerel met een gladde tong, maar zonder een aasje wetenschappelijke kennis, op goed geluk zelf de operatie.
Heerscht in een afgelegen streek soms een besmettelijke ziekte, dan voort hij zijn patentmedicijnen bij karrevrachten aan. Vele van die heeren zouden dokter Faust kunnen nazeggen:
Dàt was dan de artsenij! - de lijders moesten sterven,
En niemand vraagde er: wie genas?
Zoo heeft ons brouwsel menigmalen
Op deze bergen, in deez' dalen,
Veel erger dan de pest gewoed.
Ik zelf, ik heb het gif aan duizenden gegeven,
Zij kwijnden weg - ik moet beleven,
Dat men den moorders hulde doet!
Zoo erg is het nu wel niet; met opzet zal men de menschen niet vergeven; maar ondertusschen kunnen die overigens onschadelijke patent-medicijnen toch dikwijls kwaad genoeg stichten, al was het maar door de verkeerde aanwending.
Vraagt men hoe zoo een schaamtelooze kwakzalverij mogelijk is in een land, waar de geneesheer meer dan ergens elders aan het gevaar is blootgesteld, voor een mislukte kuur in den kerker te moeten boeten, dan luidt het antwoord: de kwakzalvers zijn niet licht te pakken, en worden zij gepakt, dan kan men hun nog niets maken, omdat zij wel zorgen, hetgeen zij bezitten tijdig in veiligheid te brengen. Daarom overkomt het alleen gevestigde artsen, dat zij nu en dan te recht of ten onrechte wegens een slecht geheelde beenbreuk of iets dergelijks aangeklaagd en tot de betaling van soms hooge sommen als schadeloosstelling veroordeeld worden.
In het algemeen kan men zeggen dat het beroep van geneesheer in Amerika even zoo moeilijk is als in andere landen. De tijden zijn, zooals reeds gezegd is, voorbij, toen geneeskundige, naar den nieuwe wereld overgestoken, daar schatten geld konden verdienen en als rijke nabobs terugkeeren; de Europeesche dokter, die zich nu in Amerika vestigt, blijft er gewoonlijk tot het einde van zijn leven, en als dit heel mooi geweest is, ‘dan is het moeite en arbeid geweest.’