Albrecht Durer door het schildersgilde te Antwerpen feestelijk onvangen. -
Albrecht Durer, de schilderkoning der middeleeuwen, van wien wij reeds meermalen in de Illustratie gelegenheid gehad hebben te spreken, ondernam in het jaar 1520 een reis naar de Nederlanden om den nieuw gekozen keizer Karel V zijn opwachting te gaan maken en van hem de vernieuwing te verkrijgen van het jaargeld ten bedrage van honderd gulden, dat de overleden keizer Maximiliaan den kunstenaar verleend had.
Te Neurenberg, de vaderstad van den grooten meester, woedde toen ter tijd de pest, en wie er maar eenigszins toe in staat was, keerde de rijke kunststad den rug. Daaruit laat zich verklaren dat Durer niet alleen zijn vrouw, maar ook zijn dienstmaagd Susanne op zijn Nederlandsche reis meenam.
Het hoofddoel van zijn tocht was Antwerpen, het Londen van die dagen en een der eerste brandpunten der kunst. De kunstenaar vleide zich niet ten onrechte met de hoop, dat de rijke handelstad hem een ruimen afzet voor zijn kunstwerken zou opleveren, waarvan hij dan ook een aanmerkelijken voorraad, met name talrijke afdrukken van zijn koper- en houtsneden, meenam.
Na een reis van drie weken kwam Albrecht Durer den 2en Augustus 1520 te Antwerpen aan, waar hij met groote eer betuigingen ontvangen en gevierd werd. Op Zondag den 5en Augustus (het was St.-Oswaldsdag) hadden de schilders met hun vrouwen hem met zijn echtgenoote en dienstmaagd te gast genood in hun gildekamer, waar hij met vorstelijke gulheid werd onthaald.
Op ons tafereel zien wij Durer, door den gildemeester geleid en het gezelschap voorgesteld, de gildekamer binnentreden. Zijn gestalte is historisch getrouw naar de zelf door hem geschilderde portretten weergegeven, evenals die van zijn vrouw Agnes, die aan de hand van een jongen man zoo even de treden afdaalt, gevolgd door een vroolijk gezelschap. In het midden onzer schilderij treedt de vrouw des huizes den kunstenaar met twee eerejuffers te gemoet, de eene biedt hem op een rood kussen den gouden lauwerkrans, terwijl de andere hem in een kostelijke bokaal den eerewijn reikt. Aan beide zijden der tafel juicht een vroolijk koor van kunstbroeders met hun vrouwen den vereerden bezoeker toe.
Ten slotte moeten wij nog iets vertellen omtrent de aanleiding tot het ontstaan der schilderij, waarvan wij in dit nummer een afbeelding geven.
In Duitschland bestaat een vereeniging, de grafelijk Biel-Kalkhorstsche stichting, die zich ten doel stelt, de beoefening van het frescoschilderen in stand te houden en particulieren in de gelegenheid te stellen, dergelijke schilderingen in of aan hun huizen te doen uitvoeren.
Onder de kunstlief hebbers, die daartoe een vertrek in hun huis ter beschikking stelden, bevond zich de heer J. Ruhr te Euskirchen. Dezen nu kwam, wegens de gunstige gelegenheid, die hij aanbood, en de bereidwilligheid, waarmee hij de verdere kosten op zich nam, de stichting ten goede. En bij de groote vereering, die de kunstminnaar voor Albrecht Durer koestert, verzocht hij den schilder het boven meegedeelde aantrekkelijk geval uit het leven van den grooten meester op den muur zijner eetzaal te vereeuwigen. Opdat intusschen het tafereel ook van persoonlijk belang voor de familie zou zijn, heeft de schilder in den krachtigen, voor aan de tafel zittenden man den heer des huizes, en in de beide eerejuffers diens dochters naar het leven weergegeven.