De ivoorhandel.
Ivoor of elpenbeen is, in zuiveren zin genomen, het materiaal, dat geleverd wordt door de tanden van sommige groote diersoorten als de olifant, de walrus, het nijlpaard enz. Gewoonlijk bedoelt men echter, van ivoor sprekend, alleen dat, afkomstig van de slagtanden van den mannetjes-olifant. Het Neêrlandsche woord elpenbeen is dan ook rechtstreeks van elephas, den wetenschappelijken naam van den grootsten der dikhuiders, afgeleid.
Die slagtanden zijn van tien tot zestien decimeter lang en bereiken soms een gewicht van negentig kilo. Bij jongere dieren zijn de tanden bijna tot aan de spits hol; eerst op lateren leeftijd groeien zij vol en vandaar dat de tanden van volwassen olifanten de meeste waarde hebben.
Er is wit en geel elpenbeen, en ook het eerste vergeelt heel licht als het aan de buitenlucht is blootgesteld; toch kan het door de inwerking der zonnestralen ook weer gebleekt worden. Over het algemeen maakt men het gele of vergeelde ivoor echter wit door het in eene oplossing van chloorkalk te leggen, zonder aanwending van zuur.
Het ivoor heeft een soortelijk gewicht van 1.8 tot 1.9, is bijzonder veerkrachtig, waarom het vooral voor biljartballen gezocht is, en zeer hard. De scheikundige bestanddeelen zijn voornamelijk phosphorzure kalk (over de 60 procent) en kraakbeen-zelfstandigheid (ongeveer 40 procent).
Behalve de tanden der levende olifantsoorten worden ook nog die van voorwereldlijke dieren als de mammoeth en de mastodont tot ivoor verwerkt, dat vooral uit Siberië onder den naam van mineraal ivoor in den handel komt.
Het meeste elpenbeen kwam tot voor weinige jaren uit Azië, met name van Ceylon, Siam en Bombay en verder uit Middel-Afrika, van de Kaap, den Senegal en uit Nieuw-Guinea.
De grootste ivoormarkt was Londen en vervolgens Liverpool, tot deze stapelplaatsen in de laatste vijf jaren werden overvleugeld door die van Antwerpen, ten gevolge der groote aanvoeren uit den Belgischen Congo. Op het oogenblik mag dus Antwerpen de voornaamste ivoormarkt van de wereld genoemd worden.
De voorraden, die daar te koop worden geboden, munten niet alleen door hun groote hoeveelheid, maar ook de menigmaal buitengewone zwaarte der tanden uit. Zoo heeft men daar niet lang geleden een paar tanden van omstreeks honderd kilo aangetroffen.
Tot de ivoorveilingen te Antwerpen worden slechts een bepaald aantal daar gevestigde handelaars toegelaten, en eenige dagen vóór de veiling worden de tanden, bij groepjes gerangschikt en genummerd, ter bezichtiging gesteld. Onze gravure geeft zulk eene tentoonstelling te zien.
De meest gezochte exemplaren zijn die, welke sterk en recht genoeg zijn om zooveel mogelijk over de heele lengte tot biljartballen verwerkt te kunnen worden. Iedere tand bestaat uit drie deelen: de korst, die de fabrikant eerst verwijderen moet, de kern en de holle ruimte. Hoe grooter de laatste is, hoe minder waarde natuurlijk de tand heeft. Verder hangt die waarde ook van de grover of fijner korreling af; de laatste wordt het meest geschat. Ook scheuren of barsten en een soort van knobbels of kwasten, die de tanden dikwijls vertoonen, zijn gebreken, die de waarde aanmerkelijk verminderen.
Zooals gezegd is, komt dit ivoor meestal uit den Belgischen Congo, maar deze staat is ook gedeeltelijk maar doorvoergebied.
Lupton Bey en Emin Pasja hadden in Soedan ontzaglijke hoeveelheden ivoor bijeenverzameld, die in de handen der Madhisten gevallen en vandaar weer verstrooid zijn. Veel van dit elpenbeen is naar den Congostaat gekomen, vanwaar dan nu ook de grootste massa Afrikaansch ivoor naar Europa verscheept wordt.
Het verbruik van dit kostbare materiaal is hoogst aanmerkelijk. In de jaren van 1889 tot '93 bedroeg het gemiddeld jaarlijksch gebruik in Engeland 180.000 kilo, in Amerika 116.000 kilo, in Frankrijk 90.000 kilo, in Duitschland 130.000 kilo, in Indie 121.000 kilo, in China 13 000 en in de andere landen 6000 kilo, alzoo te zamen jaarlijks 647.000 kilo.
Als men bedenkt dat het ivoor te Antwerpen gemiddeld 18 franks den kilo kost, krijgt men een denkbeeld van de rol, die het in den handel speelt.
Ongelukkig laat de toekomst van dezen handel, die al stroomen gouds, maar helaas ook stroomen bloeds heeft doen vlieten, zich niet gunstig aanzien. De gestadige vervolging, waaraan de olifant om zijne tanden is blootgesteld, brengt hem zachtjes aan in gevaar om uit te sterven. Het bestuur van den Congostaat heeft zich reeds ernstig met deze aangelegenheid bezig gehouden en de jacht op den olifant aan bepaalde, officieel aangewezen tijden en verordeningen gebonden. Ook gaat men met het plan om, in den Congostaat olifanten-factorijen op te richten, gelijk de Engelschen in Egypte struisfactorijen hebben aangelegd.
Behalve voor biljartballen wordt het ivoor ook gebruikt tot het vervaardigen van kammen, vouwbeenen, dobbelsteenen, schaakfiguren, waaiers, knoopen, toetsen voor piano's, doosjes en snuisterijen. Maar, al mag men ook op enkele wezenlijke kunstproducten wijzen, kan toch de Europeesche ivoornijverheid volstrekt niet in vergelijking komen met die in Indie en China, waar de ivoorsnijkunst nog haar alouden bloei handhaaft.
Deze kunst dagteekent van de vroegste eeuwen.
Ofschoon uit den aard der zaak meer voor kleine kunstvoorwerpen geschikt, werd zij door de oude Grieken ook op de vervaardiging van groote standbeelden toegepast. Zij vormden dan namelijk de vleeschdeelen uit ivoor, waartoe het zich door zijn aangenaam warmen toon en zijne plastische eigenschappen, die de fijnste behandeling toelaten, uitstekend leende; en vervaardigden dan het gewaad en soms ook de haren uit goud. Zoo bestond bij voorbeeld de Zeus van Olympia, door den grooten Phidias uitgevoerd, uit ivoor en goud.
Overblijfselen uit de ivoorsnijkunst van het Grieksch-Romeinsche tijdvak zijn er bijna niet meer aan te wijzen, als men ten minste den laatsten keizertijd uitzondert. Met den tijd der Constantijnen beginnen de zoogenaamde diptycha of twee aan twee verbonden ivoren blaadjes of tafeltjes, waarvan de buitenzijde met snijwerk versierd was, terwijl de binnenzijde, met was bestreken, diende om er met een stift op te schrijven. Het waren dus een soort van notitieboekjes en verschillende van die diptycha vindt men nog in de museums van oudheden bewaard.
In de middeleeuwen werden zulke met snijwerk versierde ivoren platen dikwijls gebruikt voor boekbanden en treft men ook kleine triptieken van ivoor aan, die, met godsdienstige voorstellingen besneden, tot versiering van huisaltaartjes dienden. Ook ivoren heiligenbeeldjes uit dien tijd zijn nog in betrekkelijk groot aantal bewaard gebleven, terwijl het ivoor toen