Waarom leven de vrouwen langer dan de mannen?
Men hoeft maar een blik te werpen op de statistiek der honderdjarigen, om getroffen te worden door de verpletterende meerderheid, die het vrouwelijk geslacht geniet. De volkstelling, die in 1890 in de Vereenigde Staten gehouden werd, gaf aan, dat er van de 3981 personen, die den leeftijd van een eeuw hadden overschreden, 2583 vrouwen en 1398 mannen waren.
Deze cijfers moeten evenwel niet zonder eenig voorbehoud worden aangenomen. Als men rekening houdt met het aantal honderdjarigen, waarvan de meer vertrouwbare statistieken in de Europeesche landen gewag maken, kan men moeilijk onvoorwaardelijk gelooven, dat een bijzonder hooge leeftijd in zoo hooge mate aan de Nieuwe Wereld eigen zou zijn.
Het is niet moeilijk, de oorzaak van het verschijnsel na te gaan. Indien het waar is, dat de mannen, en nog meer de vrouwen, die de vijftig naderen of ze even overschreden hebben, graag hun geboorteakte van ettelijke jaren ontlasten, brengt daarentegen een instinct van patriarchale coquetterie de negentigjarigen van beide seksen er toe, zich voor wat ouder uit te geven, ten einde zich den roem te kunnen toeschrijven, dat zij een heele eeuw hebben zien voorbijgaan.
Voegen wij hier nog hij, dat de burgerlijke stand der negers en Roodhuiden allesbehalve een onbeperkt vertrouwen verdient. De gewezen slaven, na den Secessie-oorlog vrijgemaakt, en de oude Indianen, als door een wonder aan de uitroeiing van een heel ras ontkomen, weten niet precies in welk jaar zij het levenslicht hebben aanschouwd, en bovendien maken zij er geen gewetenszaak uit, de verbeelding der ambtenaren, die met de volkstelling belast zijn, door een fantasmagorie van onwaarschijnlijke cijfers te verblinden.
Men zal dus, om dichter bij de waarheid te komen, de duizenden honderdjarigen van alle kleuren, waarop de Vereenigde Staten groot gaan, een aanzienlijke reductie moeten laten ondergaan.
De cijfers, door de Fransche statistieken geleverd, boezemen meer vertrouwen in, omdat zij bescheidener zijn. In 1895 waren er in Frankrijk maar 66 mannen en 147 vrouwen, die de gevaarlijke eeuwkaap hadden omzeild. Dit totaal van 213 personen maakt allesbehalve een schitterend figuur, als men het met de 3981 Amerikaansche honderdjarigen vergelijkt. Indien men rekening houdt met het verschil in bevolking van beide landen, zou het aantal grijsaards, wier geboorte tot voor meer dan honderd jaar opklom, tienmaal kleiner zijn in Europa, dan aan den anderen kant van den Oceaan. Dit verschil is te groot om waarschijnlijk te zijn.
De officieele statistieken der Engelsche regeering bieden niet minder waarborgen voor echtheid dan die der Fransche omtrent het aantal honderdjarigen in het Vereenigde Koninkrijk. Te Londen bij voorbeeld waren in 1891 een en twintig personen ouder dan een eeuw. Door een merkwaardige coïncidentie bedroeg het aantal honderdjarigen, wier overlijden in 1894 geconstateerd werd, over geheel Schotland eveneens een en twintig, maar daar de bevolking van het oude koninkrijk der Stuarts aanmerkelijk minder bedraagt dan die van Londen, en daar van den anderen kant de in leven gebleven honderdjarigen niet begrepen zijn in dat totaal, dat enkel dooden bevat, mag men dus hieruit besluiten, dat de ijle berglucht veel gunstiger is voor een lang leven dan de mistige atmosfeer aan de Theems. Maar merkwaardig is het, dat zoowel voor Londen als voor Schotland dezelfde verhouding bestaat voor het aandeel, dat elk der beide seksen in het gild der honderdjarigen heeft.
Van de een en twintig Engelschen, die hun honderdste jaar bereiken, zijn zestien vrouwen en vijf mannen. In weerwil van de groote verschillen in klimaat en levenswijze is deze verhouding van kracht zoowel in de nevels der hoofdstad van het Vereenigde Koninkrijk, als onder de bevolking, die de koude, maar gezonde lucht der Hooglanden en van het Grampian-gebergte inademt.
In Frankrijk telt men op tien honderdjarigen zeven vrouwen en drie mannen. De sekse, die niet meer met mooi mag betiteld worden, als zij dezen patriarchaten leeftijd heeft bereikt, is daar nog meer dan eens zoo sterk vertegenwoordigd als de mannen, al bezit zij niet, zooals aan den anderen kant van het Kanaal, een verpletterende meerderheid van meer dan drie vierden. Volgens een Engelschen geteerde, die zijn berekeningen heeft uitgestrekt over al de landen, waaromtrent geloofwaardige gegevens te krijgen zijn, zou de verhouding gemiddeld zijn van drie en veertig tot drie en twintig, dat is bijna het dubbele.
Heel precies zal die verhouding voorloopig nog wel niet zijn vast te stelten, maar dit is toch zeker, dat een vrouw twee tot drie kansen meer heeft dan de man, om haar aardsch verblijf den duur van een eeuw te doen bereiken.
Reeds op het eerste gezicht is deze meerderheid gemakkelijk uit te leggen. De vrouwen zijn vrijgesteld van de gevaarlijkste aller beroepen, die van soldaat en zeeman, die een aantal mannen in de kracht van hun leven wegrukken. Verder zijn ze niet, om haar brood te verdienen, verplicht, op de daken te klauteren zooals de leidekkers, of in de ingewanden der aarde af te dalen zooals de mijnwerkers. De algemeen aangenomen gewoonten en ook de wetgeving bij de meeste beschaafde volken verbieden aan de schoonste helft van het menschelijk geslacht de gevaarlijkste en ongezondste beroepen. Het is waar, dat ook de zwakke sekse haar offers brengt aan den minotaurus der hedendaagsche nijverheid, maar alles te zamen genomen is haar leven, veel minder dan dat van den man, er aan blootgesteld, óf plotseling te worden afgebroken door een ongeluk, óf na korter of langer tijd verwoest te worden door de ongezonde dampen in fabrieken, waar beroepen worden uitgeoefend, die het sterkste gestel ondermijnen.
Voegen wij er aanstonds bij, dat de vrouwen zich de bezorgdheid waardig toonen, die de maatschappij aan den dag legt om haar bestaan te verzekeren. In het algemeen weten zij zich te behoeden voor de buitensporigheden, die het leven van den man verkorten. Zij nemen grooter regelmaat in de gewoonten van haar stoffelijk bestaan in acht en betalen vooral veel minder tol aan den geesel van het alcoholisme dan de man. Wel moet de politie ook somtijds vrouwen oppakken, die in kennelijken staat verkeeren, en al zijn zelfs deze gevallen niet zeldzaam, een ontzaglijke meerderheid is toch in alle beschaafde landen aan de dronkaards van het mannelijk geslacht verzekerd.
Ten slotte voldoen de weduwen en de oude dochters, die werken om aan den kost te komen en verplicht zijn zich met een zeer bescheiden salaris tevreden te stelten, aan de eerste en onmisbaarste voorwaarde om de uiterste grens van den menschelijken leeftijd te bereiken: zij zijn arm.
Indien wij, zegt William Kinnear in de North American Review, ons van elke buitensporigheid in drank onthouden en ons aan de wetten der strengste soberheid onderwerpen, blijft ons lichaam in goeden staat en kan langer duren. Hoewel de rijken in de gunstigste voorwaarden schijnen te verkeeren om een hoogen ouderdom te bereiken, stuiten zij evenwel, om honderdjarigen te worden, op de hinderpalen, die, volgens het Evangelie, zich ook tegen hun intrede in het rijk der Hemelen verzetten. Bijna alle honderdjarigen zijn arm, en indien hun verblijf hierbeneden aangenamer geweest ware, zou het zoo lang niet geduurd hebben.
Deze meening van den geleerden schrijver in het Amerikaansche tijdschrift wordt ten volte bevestigd door de uittreksels van den Registrar general van Schotland. De drie oudste vrouwen onder de zestien Schotsche honderdjarigen, die in 1894 het tijdelijke met het eeuwige verwisselden, hadden den leeftijd van honderd vijf jaar bereikt; twee harer waren zoo behoeftig, dat zij door de openbare liefdadigheid moesten onderhouden worden; de derde was de weduwe van een groenboer. Geen der dertien overigen verkeerde in goeden doen. Zij behoorden allen tot de laagste klassen der maatschappij: het waren dochters of weduwen van metselaars, grondwerkers, boeren enz.
De vijf honderdjarigen van het mannelijk geslacht, wier beroep ons de Schotsche statistiek leert kennen, oefenden allen handenarbeid uit; het waren een herder, een wever, een groenboer, een grondwerker en een daglooner. Geen hunner was aangeslagen in de inkomstenbelasting; geen grondeigenaar of rentenier komt op de lijst der Schotsche honderdjarigen van beiderlei geslacht voor: de tijden zijn voor hen te slecht en te vol zorgen, dan dat zij langer dan een eeuw kunnen leven.
Moet bij de verschillende oorzaken, die ten deele verklaren, waarom meer vrouwen dan mannen een zeer hoogen leeftijd bereiken, ook als oorzaak gerekend worden, dat zij in het algemeen veel jonger trouwen?
Over den invloed, dien de huwelijke staat op den duur van het leven kan uitoefenen, is veel getwist. In de studie, die William Kinnear aan de honderdjarigen gewijd heeft, haalt hij een merkwaardig getuigenis aan, dat de vermelding wel waard is.
Men vroeg, verhaalt hij, aan miss Elisa Work uit Henrietta (staat New-York), hoe zij zachtjes aan haar honderdsten verjaardag in goede gezondheid had bereikt, zonder ooit te hebben opgehouden met werken van den vroegen mor-