Italië en Abessinië. -
Nadat koning Johannes van Abessinië in 1889 in den strijd tegen de Madhisten gevallen was, trok de energieke onderkoning Menelik van Sjoa de opperheerschappij aan zich en dwong de overige vorsten van het land, zich aan zijn schepter te onderwerpen. In de lente van 1890 liet hij zich met groote praal tot Negus Negesti (koning der koningen) van Ethiopië kronen.
Met de Italianen, die aan de kust der Roode Zee een kolonie hadden verworven, met Massowah als hoofdstad, geraakte de negus al spoedig na zijn troonsbestijging in moeilijkheden. Toen tegen de Europeesche krijgstucht en bewapening nog niet opgewassen, moest Menelik een verdrag onderteekenen, dat hem in een meer of minder afhankelijke positie ten opzichte van Italië bracht. Doch in plaats van zich hiermee tevreden te stellen, trachtte de regeering van koning Humbert, aangegrepen door grootheidswaanzin, Menelik de eene concessie voor, de andere na af te dwingen, en droomde zij van een ontzaglijk koloniaal rijk. Hoe onzacht zou zij uit dien droom worden opgeschrikt!
Crispi, die booze geest van Italië, gelastte een expeditie tegen Abessinië, waarvan de leiding werd toevertrouwd aan generaal Baratieri.
Deze veldtocht was onder alle opzichten rampspoedig. Slag op slag leden Italiaansche afdeelingen de nederlaag en de vesting Makalleh, door den luitenant-kolonel Galliano met groote dapperheid verdedigd, moest zich aan Menelik overgeven. Doch het zou nog erger worden.
Crispi, die voorzag, dat de tegenspoed der Italiaansche wapenen hem zijn portefeuille zou kosten, zoodra de Kamer weer bijeenkwam, bestelde Baratieri een spoedige en schitterende overwinning. De generaal van zijn kant, die wist dat zijn opvolger reeds was aangewezen en hij binnenkort zou worden teruggeroepen, wilde zijn krijgsmansloopbaan ten minste met een schitterend wapenfeit besluiten.
Dit dreef hem tot den noodlottigen slag bij Adoea, waarin de Abessinische overmacht de Italiaansche troepen, ondanks den heldenmoed, dien sommige afdeelingen aan den dag legden, verpletterde.
Duizenden lijken dekten het slagveld en honderden bij honderden krijgsgevangenen, onder wie een paar generaals en veel hoofdofficieren, vielen den vijand in handen.
Ieder ander land zou den smaad, door zulk een nederlaag op zijn wapens geworpen, hebben gewroken; Italië niet. Het wist hoe impopulair de Afrikaansche expeditie onder het volk was, het had tevens ondervonden, dat Menelik een geduchte en vastberaden tegenstander was. En daarom, al werd generaal Baldissera als opvolger van generaal Baratieri tot opperbevelhebber benoemd, gevechten van eenige beteekenis werden niet meer geleverd.
Wel duurde het lang eer de vrede tot stand kwam, daar het de Italiaansche regeering hard viel, de door den negus gestelde voorwaarden aan te nemen. Maar eindelijk moest Italië wel toegeven en werd te Adis-Abeba (niet te Rome, zooals de Italianen gehoopt hadden) de vrede gesloten, waarbij Abessinië zijn volkomen onafhankelijkheid herwon en het koloniaal bezit van Italië beperkt werd tot de onvruchtbare en ongezonde kuststreek aan de Roode Zee, bekend onder den naam van Erythrea.