De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13(1896)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Weldoen. Daar wendt een knaapje, gansch alleen, Van honger schreiend, stijf van koù, En bibberend door al zijn leên, Alsof hij haast bezwijken zou, Naar 't schamel ouderhuis zijn schreên. Geen rijkaard, die hem aandacht schonk, Geen beurs, die zich voor hem ontsloot, Of al in 't oog een traan soms blonk, Of alle hoop hem ook ontvlood, Op bete broods of laafnisdronk. Ja toch! een vrouw van hoogen stand, Gehuld in bont en pels, vol pracht, Legt, rinklend, in des jongskens hand - Waarom geschiedde 't niet wat zacht? - Twee stukken gelds met zilverrand. Die trotsche! moest het dan gehoord, Hoe 't haar, in zulk een felle koû. Die in háár weelde haar niet stoort, Met luiden klank, behagen woû Haar hulp te schenken aan ‘dat soort’? Een andre vrouw, die nader treedt, Een oog vol liefde op 't knaapje slaat; Ze is niet in zwierig pelzenkleed. Ook haar blikt armoê van 't gelaat; Toch schonk ze méér dan de eerste deed! Geen trotschheid klonk in 't koperstuk, Dat in des kleenen handje glijdt: Maar, met een smeekbede om geluk Tot Hem, die weldoet en kastijdt, Bracht zij haar zegen in den druk! H.W.J. Wzn. Den Haag, November '96. Vorige Volgende