gewone geest zich het vruchtbaarst kon ontwikkelen. Met denzelfden ijver als waarmee hij vroeger de arme kinderen van St. Ambroise onderwezen had, legde hij zich thans toe op de vorming der jonge studenten. Diep doordrongen van de groote waarde der christelijke opvoeding, werkte hij jaren lang met inspanning van al zijn krachten voor den bloei der schoone instelling en poogde met onvermoeide welsprekendheid de onverschilligheid der katholieke familiën te overwinnen en ze te overtuigen van het gewicht dier hoogere vorming, waardoor een keurbende wordt gekweekt van wel toegeruste krijgers voor de christelijke maatschappij.
Dank aan zijn ijver mocht de hoogeschool zich in een verblijdende vlucht verheugen, en als met de faculteit der geneeskunde, verbonden aan het hospitaal St. Joseph, door Mgr. d'Hulst gesticht, eerlang de katholieke universiteit geheel compleet zal zijn, is men dat grootendeels aan de rustelooze bemoeiingen van den edelen man verschuldigd.
Bij al zijn werkzaamheden, wist hij den tijd te vinden om herhaaldelijk als spreker op te treden in katholieke vergaderingen en verwierf zich daar een welverdienden naam met zijn doorwrochte redevoeringen, getuigend van diepe geleerdheid, machtige overtuiging en zeldzame overredingskracht.
Toen er dan ook een opvolger moest gevonden worden voor den beroemden redenaar pater Monsabré op den hoogen kansel der Notre-Dame, wist men daarvoor niemand beter uit te kiezen dan den welsprekenden rector der universiteit, en toen de dood van Mgr. Freppel een nieuwen verdediger der katholieke belangen in 's lands raadzaal eischte, viel wederom op Mgr. d'Hulst de keuze.
Men heeft beweerd, dat de volijverige man door die uiteenloopende werkzaamheden zijn krachten versnipperde, met het gevolg dat zijn arbeid niet die vruchten opleverde, welke er van konden verwacht worden. De vruchten zijn intusschen van dien aard, dat zij voldoende zijn om hem een duurzaam recht op de erkentelijkheid van het katholieke Frankrijk te verzekeren.
Behalve dat de katholieke hoogeschool, eigenlijk zijn schepping mag heeten, laat hij een reeks geschriften na, zoo grondig van geleerdheid en zoo gekuischt in den vorm, dat zij een blijvende verdediging en verheerlijking van den godsdienst zullen uitmaken.
Ook is gezegd dat hij op den kansel der Notre-Dame en op het spreekgestoelte in de Kamer niet voldeed, maar dit is een overdrijving, even onbillijk voor zijn hoorders als voor hem zelf. Waar is het, dat zijn eigenaardige welsprekendheid niet naar verdienste is gewaardeerd, maar de oorzaak daarvan is niet ver te zoeken.
Mgr. d'Hulst had alles wat den redenaar maakt: orde in den gedachtegang, helderheid, gezag van spreken en een onberispelijk keurigen stijl; hij miste alleen de aangename voordracht, de gave om door voorkomen, stem en gebaren een vergadering te boeien, die, zooals de Fransche Kamer, niet bijzonder vatbaar is voor de fijnere overredingsmiddelen. Een schrander dagbladschrijver van de tegenpartij zei eens van hem na een redevoering voor 's lands afgevaardigden: ‘Hij gaat te hoog voor hen, zij begrijpen hem niet.’
Men heeft zijn redevoeringen koud genoemd; maar die koude was enkel schijnbaar, omdat ze niet werden uitgegalmd met een wegsleepende emphase; feitelijk gloeide en tintelde daarin al de geestdrift van een ziel, die blaakt voor al wat edel, groot en schoon is.
Van den adel zijner ziel gaf vooral ook zijn groote goedhartigheid blijk. Het aanzienlijk fortuin, dat hij van zijn vader had geërfd, heeft hij geheel besteed aan werken van liefdadigheid, en de afstammeling der adellijke en rijke d'Hauteroches d'Hulst stierf dan ook arm, in het eenvoudige ijzeren ledekant van de schraal gemeubelde kamer, die hij in het gebouw der hoogeschool, rue de Vaugirard bewoonde. Altijd alles voor anderen overhebbend, verlangde hij voor zich zelven niets; ofschoon door zijn hooge geboorte aangewezen om in paleizen te verkeeren, verkoos hij voor zich de nederigheid en den eenvoud en versmaadde den omgang met de geringsten niet.
Somwijlen, zoo verhaalt zijn levensbeschrijver, de abbé Bertrin, zag men uit de kerk der Carmelieten een priester komen van hooge, eenigszins gebogen gestalte, die met ingetogen gelaat zich snel voortspoedde. Hij trad een eenvoudig huis binnen, beklom de trap tot aan de vijfde of zesde verdieping en klopte aan. Een zwakke stem riep zachtjes ‘binnen’. Op dat zolderkamertje wachtte hem een arme, oude vrouw. Hij spoorde haar tot gelatenheid aan, reikte haar de H. Communie en verdween in stilte, in dat enge donkere kamertje een zonnestraal nalatend, die er een oogenblik vreugde en hoop deed glinsteren.
Dat was de rector van het Institut catholique, Lesage d'Hauteroche, graaf d'Hulst, kanselredenaar van Notre-Dame en lid van het parlement, die in stilte weldeed.
De dood heeft thans den sluier verscheurd, die over zoo menige verborgen daad van toewijding en zelfopoffering gespreid lag, en nu eerst erkent men den vollen omvang der echt priesterlijke deugden van den man, die tot dusver hoofdzakelijk om zijn begaafdheden en verdiensten geëerd werd.
Den ontijdigen dood, als gevolg van overspanning, heeft hij zien aankomen, maar dat verhinderde hem niet zijn zelfopofferenden arbeid moedig voort te zetten.
‘Mijn bezigheden nemen gestadig toe,’ zei hij voor een paar jaren tot een vriend, ‘en ik kan er niets aan doen. Men zal mij binnen tien jaren laten verslijten wat mij naar den gewonen regel nog te leven zou overblijven. Maar het zij zoo! Gods wil geschiede.’
En zoo is hij gestorven, als een offer van zijn toewijding aan de heilige zaak van godsdienst en vaderland.