St.-Mauritskapel te Neurenberg, voorstellende de heilige Catharina, Rosalia, Georgius en Johannes den Dooper.
Het laat zich begrijpen dat Wohlgemuth in zijn tijd onder de aanzienlijkste burgers van zijn vaderstad gerekend werd, zoodat het niet te verwonderen is dat de oude Durer, toen hij den kunstaanleg van zijn jongen opmerkte, hem aan den algemeen geachten meester ter opleiding toevertrouwde.
Hij zelf was volstrekt niet vreemd aan de kunst; want hij was een bekwaam goudsmid, en in die dagen, toen kunst en ambacht niet zooals nu door een breede kloof gescheiden, maar innig verbonden waren, hoefde een goudsmid zich volstrekt niet minder te rekenen dan een schilder.
Graag had hij zijn veelbelovenden Albrecht in het eigen vak opgeleid, maar de jongen toonde zoo groote neiging en zoo onmiskenbaren aanleg tot teekenen en schilderen, dat hij besloot, den ouden Wohlgemuth eens over den knaap aan te spreken.
Onze gravure vertoont vader en zoon, in de werkplaats van den schilder, die zich een oogenblik van den ezel afwendt om de teekeningen te bezien, die de goudsmid aan zijn hooggewaardeerd oordeel onderwerpt. Zijn kennersblik ontdekt daarin onmiddellijk het werk van een ontluikend talent en hij aarzelt dan ook niet, een zoo veelbelovenden leerling onder zijn leiding te nemen.
Zoo ooit een meester genoegen aan een leerling beleefd heeft, dan was het zeker wel de brave Wohlgemuth, die zich op den ouden dag nog naar het leven op het doek mocht zien gebracht door Durer, die toen al een Europeesche vermaardheid genoot en inmiddels in Italië heel wat grootere meesters dan Wohlgemuth had leeren kennen.
In No. 18 van den loopenden jaargang zagen wij hem in de werkplaats van den Venetiaanschen meester Bellini.
sultansgraven in den kampong van kota radja.