Kardinaal Hohenlohe.
In den vroegen morgen van den 30n October overleed te Rome in zijn woning, bij de kerk Santa Maria Maggiore op den Esquilijnschen heuvel, kardinaal Hohenlohe, of, zooals zijn volle titel luidt, prins Gustaaf Adolf von Hohenlohe Waldenburg-Schillingfürst, deken van de orde der kardinaal-priesters.
kardinaal prins hohenlohe, † 30 Oct. 1896.
Na kardinaal Mertel was de overleden kerkvoogd in ancienneteit van benoeming het oudste lid van het H. College. Ter zelfder tijd was hij een der grootste personages van Europa door zijn afstamming en bloedverwantschap; een van zijn broers is prins Chlodwig von Hohenlohe, de tegenwoordige rijkskanselier van Duitschland, en een andere, prins Constantijn, hertog van Ratibor, was in zijn leven voorzitter van het Pruisische Heerenhuis.
De adel der Hohenlohes is veel ouder dan die van menig regeerend vorstenhuis en klimt op tot de negende eeuw. Zij stammen af van Eberhard, hertog van Frankenland, broeder van keizer Koenraad I, wiens grootvader, keizer Arnout, een kleinzoon was van Lodewijk den Duitscher, op zijn beurt een kleinzoon van Karel den Groote.
Den 26n Februari 1823 op het kasteel Rotenburg aan de Fulda geboren, was prins Gustaaf Adolf een der acht kinderen van prins Frans Jozef von Hohenlohe. Dit vorstelijk geslacht heeft te allen tijde leden gehad onder de hooge geestelijkheid, en reeds van zijn jeugd af bereidde de jonge prins zich voor op den dienst der Kerk en trad in de academie der adellijke geestelijken te Rome.
De jonge Hohenlohe was te Rome, toen in het begin van 1848 de eerste onlusten in de hoofdstad der Pausen uitbraken. Den 15n November van dat jaar werd graaf Pellegrino Rossi, minister van Pius IX, vermoord, en den volgenden dag barstte te Rome de revolutie uit, die door de geheime genootschappen was voorbereid. De kanonnen der opstandelingen werden gericht op het Quirinaal, en de H. Vader zag zich genoodzaakt een nieuw ministerie aan te nemen, waarin maar één lid van zijn keus zitting had, en dat lid weigerde nog zijn ambt te aanvaarden.
Daar de Paus de gevangene was der revolutie, overlegde hij met den hertog d'Harcourt, gezant van Frankrijk, commandeur d'Arnau, eersten gezantschapssecretaris van Spanje, en graaf Spaur, gevolmachtigd minister van Beieren; men was het er over eens, dat het leven van Zijne Heiligheid gevaar liep en dat de H. Vader zich door de vlucht aan de woede zijner vijanden moest onttrekken.
Den 24n November 1848, om vijf uren 's avonds, stapte Pius IX in het rijtuig van gravin Spaur en verliet heimelijk Rome, om zich naar Gaïta te begeven. De jonge Hohenlohe had de eer, den grooten Paus op deze reis te vergezellen, en den heelen tijd der ballingschap bracht hij bij Zijne Heiligheid door, met wie hij naar Rome terugkeerde. Mgr. Hohenlohe werd nu huisprelaat van Z.H., was eerst opperschenker en werd in 1857 tot grootaalmoezenier en aartsbisschop van Edessa benoemd. In 1866 bekleedde de H. Vader hem met het Romeinsch purper en verleende hem den kardinaalstitel van de H. Maria in Transpontina. De nieuwe kardinaal legde toen zijn waardigheid van grootaalmoezenier neer, verliet het Quirinaal en nam zijn intrek in een paleis aan de Via di Monserrato, bij het plein Farnese.
Na de inneming van Rome door Victor Emmanuel trok kardinaal Hohenlohe zich op een landgoed in Zwaben terug. Bismarck wilde hem den H. Vader als gezant van het Duitsche Rijk bij den H. Stoel opdringen, maar de Paus wees dit voorstel van de hand en riep den kardinaal in 1876 naar Rome terug.
Z.H. Leo XIII benoemde hem in 1879 tot bisschop van Albano, welke waardigheid de kardinaal echter in 1884 neerlegde om zijn laatste levensjaren rustig door te brengen als aartspriester van de Santa Maria Maggiore. Een groot gedeelte van het jaar vertoefde kardinaal Hohenlohe te Tivoli op de villa d'Este, waarvan wij op bladz. 20 van den 28n jaargang een afbeelding gegeven hebben.
Kardinaal Hohenlohe is de honderdvijftiende, die onder het tegenwoordig Pausschap overlijdt; nu zijn er nog maar vijf leden van het H. College meer over, die door Z.H. Pius IX werden gecreëerd, terwijl het aantal kardinalen, waarvan het plenum, zooals men weet, uit zeventig bestaat, tot negen en vijftig gedaald is.