heid te wijden. Hij ging naar het bisschoppelijk seminarie te Eichstätt, welks ver over de grenzen van Beieren reikende roep niet in het minst hierdoor gerechtvaardigd is, dat daar van oudsher de theologie naar de leer van den H. Thomas van Aquino onderwezen werd. Vooral in den tijd van den Cultuurkamp hebben hier honderden en honderen Noordduitschers aan de voeten van beroemde hoogleeraren gezeten en zijn zij er tot dappere strijders van Christus gevormd.
Was dus reeds de groote roep van Eichstätt een reden, om haar voor verblijfplaats van den prins uit te kiezen, van den anderen kant legde het feit veel gewicht in de schaal, dat de familie van den bisschop van Eichstätt, Mgr. dr. Frans Leopold baron von Leonrod, reeds lang met de bijzondere gunst en vriendschap van koning Albert vereerd werd. En in wien had de vorstelijke student een beteren leidsman, een trouwer en bezorgder vaderlijken vriend kunnen vinden, dan in Frans Leopold, die sedert 29 jaar met omzichtigheid en wijsheid zijn bisdom bestuurt en met bijzondere zorgvuldigheid voor de vorming der aanstaande priesters waakt?
Drie jaren lang heeft prins Max zich met onuitputtelijken ijver en ware begeestering op de studie toegelegd. Zijn levenswijze gedurende dien tijd onderscheidde zich in niets van die zijner medestudenten, en slechts met moeite kon men den blonden, teer gebouwden jongeling bij kerkelijke plechtigheden en gemeenschappelijke wandelingen uit de overige leerlingen herkennen. Zijn waarlijk treffende bescheidenheid, beminnenswaardigheid en voorkomendheid in den omgang met zijn studiegenooten en overheden, zijn ijver bij het verrichten der bedieningen, die hem, naar gelang van de wijdingen, die hij ontving, werden opgedragen, kortom, zijn geheele optreden won hem de harten van allen, die met hem in aanraking kwamen, en vestigde bij hen de overtuiging, dat de prins waarlijk een door God geroepen en bijzonder begenadigd priester was.
Toen prins Max op het seminarie kwam, opperden eenige leden van het bestuur de bedenking, of het wel passend was, den prins zoo geheel en al met de andere seminaristen gelijk te stellen. Maar de toenmalige regent, dr. Schneid, ruimde terstond deze bedenking uit den weg met de woorden: ‘Als prins Max in ons huis theologie wil studeeren. dan moet hij zich ook naar de regels van ons huis schikken. Hier op deze plaats aan deze tafel moet de prins met de andere seminaristen den gewonen seminariekost eten, als hij in de algemeene eetzaal wil middagmalen. Verkiest hij dat niet, dan kan hij alleen op zijn kamer eten.’ De prins verkoos met zijn mede-studenten te eten en bewees alle eer aan hetgeen voorgezet werd.
Eens liet prins Max zijn hoofdhaar zoo kort knippen, dat de huid er door heen blonk, en aldus verscheen hij aan den maaltijd. Toen hij de eetzaal binnentrad, barstten alle aanwezigen, ook de ernstige professoren, in een luid gelach uit. En prins Max lachte van ganscher harte mee, met de opmerking: ‘Ik verheug er mij over, dat ik met mijn hoofd mijn waarde medestudenten en het heele seminarie een genoegen heb verschaft.’
Volgens het gebruik meest ook de prins in een kerk met gesloten deuren te Eichstätt een proefpreek houden. Terwijl hij op den kansel stond, stelde de hem toegevoegde criticus beneden in de kerk het gansche publiek voor. Met uitgebreide armen en ten hemel geheven blik preekte de prins een poosje voort. Plotseling viel zijn criticus hem in de rede: ‘Maar, koninklijke hoogheid, gij predikt als een heilige tot de heiligen in den hemel daarboven; hier beneden zitten de menschen, hier beneden hebt u op uw gehoor te letten.’
‘Ja, dat is juist,’ luidde het antwoord, ‘ge hebt gelijk, heer collega.’ En van dit oogenblik af preekte de prins naar beneden.
prins max van saksen als luitenant.
prins max van saksen als priester.
Op den 26en Juli, den feestdag van de H. Anna, zag de prins zijn hoogsten wensch in vervulling gaan: hij werd opgenomen onder de strijders van Christus, onder de arbeiders in den Wijngaard des Heeren. De kerk van den H. Engelbewaarder was op het prachtigst versierd en kon ternauwernood de groote menigte geloovigen bevatten. In het priesterkoor bevonden zich de plaatsen voor de hooge gasten, die reeds daags te voren waren aangekomen en in het daartegenover gelegen bisschoppelijk paleis hun intrek hadden genomen. Van het Saksische koningshuis waren aanwezig de prinsen George, Frederik August, Albert en Johan, de laatste met zijn gemalin, verder de prinsessen Mathilde en Maria Josepha. Koningin Carola, die haar neef dikwijls in het seminarie had opgezocht, alsmede koning Albert waren door ongesteldheid verhinderd, de aangrijpende plechtigheid bij te wonen.
In het schip der kerk bevonden zich de studenten van het seminarie, ongeveer 200 in getal; ook de officieren van het garnizoen, de leden der rechtbank en de stedelijke overheid waren tegenwoordig.
Om 9 uur betrad, onder de machtige tonen van het prachtige nieuwe orgel, het domkapittel de kerk, met den bisschop van Eichstätt en den apostolischen vicaris van Saksen, die de hooge vreugde smaakte, zijn gewezen kweekeling de H. Priesterwijding toe te dienen.
Den 1en Augustus begaf de prins-priester zich naar zijn vaderstad Dresden, om daar zijn eerste H. Mis op te dragen in de kapel van het koninklijk Josephinengesticht. De bisschoppen van Eichstätt en Straatsburg, welke laatste hofkapelaan bij prins George was geweest, waren met een groot gevolg van priesters verschenen. Al de leden van het koninklijk huis, met den koning en de koningin aan het hoofd, woonden de indrukwekkende plechtigheid bij.
Door de bisschoppen en priesters werd de jonge priester in feestelijken stoet naar de kapel en de sacristie geleid, waar hij voor de eerste maal het misgewaad aantrok, door de koningin van Saksen, zijn tante, zelf vervaardigd. Twaalf in het wit gekleede meisjes strooiden bloemen op zijn weg en een harer droeg op een kussen een mirtenkrans.
Door drie andere priesters geassisteerd, begon de koninklijke prins de heilige handeling, en een siddering van ontroering ging door de aanwezigen, toen hij voor de eerste maal met zijn krachtige stem het Gl[o]ria aanhief. Na het Evangelie beklom Mgr. Wahl, de apostolische vicaris van Saksen, den kansel, om tot den prins, dien hij te Eichstätt tot priester had gewijd, vaderlijke woorden van liefde en vermaning te richten bij den eersten stap op den doornigen weg van het priesterschap.
‘Zegen,’ zei de bisschop in zijn heerlijke peroratie, ‘zegen Z.M. onzen geliefden koning, opdat hij nieuwe krachten, gezondheid en volharding voor zijn verheven ambt bekome; zegen H.M. onze goede koningin, die het priestergewaad, dat gij heden draagt, met eigen hand en zeker onder veel tranen gestikt heeft; zegen uw vader, prins George, die uw besluit heeft goedgekeurd; zegen al uw familieleden, uw aanwezige medebroeders, en geheel het Saksische volk en vaderland. Ga, en oefen uw ambt uit met zachtmoedigheid, wijsheid en omzichtigheid!’
De aanwezigen waren diep ontroerd bij deze plechtige woorden, maar nog hooger steeg de ontroering en vele tranen werden gestort, toen na de Communie alle familieleden, met den koning en de koningin aan het hoofd, uit de hand van prins Max het H. Sacrament des Altaars ontvingen. In vlammende begeestering hief ten slotte de koninklijke priester het Te Deum aan, dat door alle aanwezigen werd meegezongen.
Dien zelfden dag onderteekende de prins in tegenwoordigheid van den koning, den minister-president en een geheimraad de oorkonde, waarin hij afstand deed van zijn rechten op de kroon. Voor het geval echter prins Max de eenig levende prins uit het Saksische koningshuis mocht zijn, vervalt evenwel die afstand, zoodat, al is het niet waarschijnlijk, de mogelijkheid toch niet uitgesloten is, dat de koninklijke priester eenmaal den troon zal bestijgen.
Met toestemming van zijn bisschop werd de prins als eenvoudig kapelaan te Londen in de Duitsche St.-Bonifacius-missie geplaatst, waar hij belast is met de zielzorg der in die wereldstad wonende Duitsche katholieken. Zondag 23 Augustus aanvaardde hij zijn functie in de Duitsche kerk in de wijk Whitechapel, waar hij na de Hoogmis een welsprekende toespraak hield tot de geloovigen.
's Middags ontving hij de voornaamste leden der Duitsche kolonie in Londen en 's avonds bezocht hij de Gezellen-Vereeniging, waar hij met groote geestdrift ontvangen werd. In antwoord op de Hoch-roepen te zijner eer antwoordde. prins Max, dat men niet meer een prins in hem moest zien, maar een priester, wat hij een edeler titel achtte. ‘Ik ben gekomen,’ zei hij, ‘om te werken te midden van de werklieden, waartoe Jesus het voorbeeld gaf; want Hij was zelf een werkman, die arbeidde voor het heil van anderen, en vooral van de armen.’
Deze woorden teekenen den koninklijken priester, die eer en waardigheden heeft vaarwel gezegd, om zich geheel te wijden aan het geestelijk en stoffelijk welzijn van de armen dezer wereld. Welk een verheffend voorbeeld in onzen karakterloozen tijd van eigenbaat en zingenot!