geheele land gevoelen. Schatten gelds werden door de regeering en door particulieren beschikbaar gesteld; de bekwaamste professoren en leeraars werden aan de school verbonden en ruim betaald; bekwame leeraars, daar gevormd, verspreidden de goede ideeën door geheel Engeland, en toen in 1867 de tweede internationale tentoonstelling werd gehouden, bleek het tot verbazing van geheel Europa, dat Engeland niet meer achteraan hinkte, maar een reuzenstap vooruit had gedaan en weldra in de eerste gelederen zijn plaats zou innemen. Nog tegenwoordig geeft de Regeering meer dan twaalf millioen franken uit tot het onderhoud dezer stichting, het vormen van tijdelijke tentoonstellingen, het aankoopen van nieuwe kunstschatten, het aanvullen der bibliotheek, enz.
De geheele inrichting bevat: een museum voor decoratieve kunst, met meer dan 45.000 origineele en gereproduceerde kunstwerken; een galerij van nationale schilderkunst; een kunstbibliotheek van ongeveer 70.000 boekwerken en 190 000 teekeningen, gravures en photographieën; een wetenschappelijke en technische bibliotheek van 66.000 deelen; een kunstnijverheidschool en eindelijk het Koninklijk College van Wetenschappen, waar de leeraren en meesters hun opleiding genieten. Het geheele museum is dan ook eenig op de wereld en een eenigszins uitvoerige beschrijving zou een boekdeel vullen. Een vluchtig overzicht zal hier echter wel voldoende zijn.
In de eerste zaal, die der architectuur, valt ons oog al dadelijk op een prachtig jubé van marmer en albast, dat vroeger een der grootste sieraden uitmaakte van de kathedraal van St. Jan in Den Bosch, maar, treurig genoeg aan de Engelschen verkocht is. Het is onbegrijpelijk, hoeveel kunstschatten uit Nederland naar het buitenland, in de eerste plaats naar Engeland, zijn verhuisd.
Vooral in deze onze goede XIXe eeuw zijn honderden kostbare schilderijen, kerkmeubelen en voorwerpen van goud- en zilversmidskunst in vreemde handen overgegaan; er was een tijd, dat opkoopers ons land afreisden en overal naar verborgen of miskende schatten zochten; ja, men zou kunnen beweren, dat het kleine Nederland anderhalve eeuw lang de voornaamste schatkamer is geweest; waaruit Engeland en Duitschland hun schoonste kunstvoorwerpen gehaald hebben. Het doet ons vaderlandsch hart echter goed, de Nederlandsche kunst overal zóó gehuldigd te zien.
Die twee kolossale cilinders daar zijn reproducties van de zuil van Trajanus, in 106 tot 114 na Chr. opgericht ter herinnering aan den krijgstocht van dezen Romeinsche keizer tegen de Daciërs.
Bekijk deze kolom maar goed, want meer dan 2500 figuren komen er op voor, de dieren, de zegekarren en ander bij werk niet meegerekend. Bewonder verder in deze en de volgende zalen de meesterstukken van de meest beroemde beeldhouwers der Middeleeuwen en der Renaissance; de kostbare voorwerpen in ivoor gesneden; de sierlijke cameeën; de wonderbaar schoone voortbrengselen van goud- en zilversmidswerk; de heerlijke tapijten en gobelins; de meubelen van ebbenhout met brons ingelegd; de prachtige collectie misgewaden uit alle tijden en van alle stijlen onzer tijdrekening; de bij uitstek schoone verzameling vazen en andere voortbrengselen der ceramiek; de rijtuigen, pendules en muziekinstrumenten; kortom alle mogelijke voorwerpen van kunst en dagelijksch gebruik, en als het u dan nog niet duizelt en draait voor de oogen, kom dan nog even mee de trap op, naar de eerste verdieping, waar het schoonste u nog wacht.
Eerst wandelen wij door de kabinetten der schilderijen, waar naast de voortbrengselen der moderne Engelsche school ook menig Nederlandsch meesterstuk ons oog boeit, en treden daarna een ruime zaal binnen, de ‘zaal van Rafaël’, daar deze heros van 't penseel hier alléén vertegenwoordigd is. Daar hangen in twee rijen de heerlijke cartons door dezen koning der Renaissance in 1515 en 1516 samengesteld op last van Paus Leo X, die naar deze ontwerpen in Atrecht tapijten liet weven (tot wandversiering, wel te verstaan) voor het Vaticaan; de anderen, na van de eene hand in de andere te zijn overgegaan, zijn thans in het bezit van het Oude Museum te Berlijn. Overweldigend schoon van compositie en uitvoering zijn de oorspronkelijke cartons, die den grootsten schat van South-Kensington uitmaken; vooral de miraculeuze vischvangst, de straf van den toovenaar Elymas en St. Petrus, de sleutels van het hemelrijk ontvangende, zijn grootsch van opvatting en uitvoering.
Noode verlaten wij dan ook deze zaal, bewonderen nog eenige kabinetten met aquarellen, wandelen door de galerij van den prins-gemaal waar een uitgezochte verzameling kleine kunstwerken uit de Middeleeuwen is bijeengebracht en verlaten het museum vol bewondering voor de daar vervatte kunstschatten, maar ook voor de Engelsche onbekrompenheid, die een ruime beurs beschikbaar stelde om dit alles te bekostigen en te onderhouden.
Na deze vermoeiende wandeling in opgepropte zalen hadden wij allen trek om wat frissche lucht te scheppen en wij besloten dus een bezoek te brengen aan Hyde-Park, dat in de onmiddellijke nabijheid ligt, in zoo verre men nl. in Londen van onmiddellijke nabijheid kan spreken. Om verdere krachten te verzamelen, gebruikten wij eerst een ‘lunch’ en stapten vervolgens langs Exhibition-road op het park af.
De geheele omgeving draagt hier den stempel van grootsche pracht, en hoewel de reusachtige gebouwen, die wij hier bewonderen, eerst in de laatste jaren gebouwd zijn, treffen zij door hun sierlijken en deftigen stijl. Dit gebouw, met een façade van 250 M. lang, in Romaanschen stijl opgetrokken, en geflankeerd door twee hoektorens van 58 M. hoog, is het museum voor natuurlijke historie, waarin zich uitgebreide verzamelingen bevinden van voorwereldlijke dieren, van delfstoffen, van insecten en zoogdieren, kortom alles wat op aarde leeft en bestaat. Daarachter verrijst het ‘Keizerlijk Instituut van het vereenigde Koninkrijk en de Kolonie,’ een gebouw in sierlijken renaissance-stijl met een toren van 85 M. in het midden en gesticht in 1887 ter herinnering aan het 50jarig regeeringsjubilé van koningin Victoria.
In 1893 geopend, heeft de stichting ten doel het bevorderen van landbouw, handelen nijverheid in het moederland en in de overzeesche bezittingen. Achter dit gebouw weer doemt voor onze oogen op de ‘Royal Albert-Hall’, een uitgestrekte rotonde in den stijl der Italiaansche renaissance en bestemd tot het geven van groote concerten, wetenschappelijke bijeenkomsten of tijdelijke tentoonstellingen. Bij een uitwendige middellijn van 83 bij 72 M. bevat het gebouw meer dan 8000 zitplaatsen, terwijl het inwendige een galerij van schilderkunst bevat, welke galerij versierd is met kolommen van stuc en vanwaar men een schoon gezicht op de zaal zelf heeft.
Deze drie gebouwen, met de zijgevels naar Exhibition-road gekeerd, beslaan langs deze straat bijna tien minuten gaans, terwijl de Albert-Hall direct aan Hyde-Park grenst, of liever aan Kensington-garden, dat met dit Park één geheel uitmaakt. Wij liepen dus achter de Hall om traden het hek binnen, dat het geheele park omgeeft, liepen een heerlijk beschaduwde allée door en zagen toen voor onze oogen dat juweel van conceptie en uitvoering oprijzen, dat de koningin gewijd heeft aan de nagedachtenis van haar vereerden en diep betreurden gemaal. Op een uitgestrekt terras verrijst het monument, door een sierlijk hek omgeven, op welks hoeken fraaie beeldgroepen verrijzen, die Europa, Azië, Afrika en Amerika voorstellen. Het gedenkteeken zelf bestaat uit een Gothisch baldakijn, door vier heerlijke granieten pijlers gedragen en bekroond door een spits van drie verdiepingen, die haar top 53 M. hoog in de lucht verheft. De basis is getooid met een marmeren fries, waarop levensgroot de beroemdste mannen uit alle tijden zijn afgebeeld: Phidias en Iktinos, Homerus en Mozart, Rafael en Apelles, allen zijn hier vertegenwoordigd. Ten Z. staan de musici; ten O. de schilders, ten N. de architecten en ten W. de beeldhouwers. Op de hoeken, ieder op een afzonderlijken sokkel, prijken 4 beeldgroepen: de Landbouw, de Industrie, de Handel en de Bouwkunst. Midden onder het baldakijn zit het prachtige beeld van prins Albert, van verguld brons, in het costuum van de Orde van den Kousenband. Het geheele monument schittert van mozaïekwerk in marmer en glas, van verguldsel, van brons en schilderwerk, en het is dan ook niet te verwonderen dat al deze pracht bijna anderhalf millioen gekost heeft.
Wij wandelden nu terug en traden het park verder binnen.
Hyde-Park heeft, als ieder ander wereldsch voorwerp, ook zijn geschiedenis. Onder Hendrik VII aangelegd, jaagde men er tijdens Elisabeth nog op herten en reeën. Onder Karel II was het een geliefkoosde wandelplaats, maar, zooals het maar al te dikwijls gaat: ‘het kan verkeeren.’ Van wandelplaats werd het de plek, waar duellisten hun verfoeielijk gebruik botvierden, en eerst onder Willem III en latere vorsten en vorstinnen werd het wat het nu is. Om een denkbeeld te geven van de groote Londensche parken zij alleen gezegd, dat men een flinke Hollandsche stad, b.v. Haarlem, met een goed deel van den Haarlemmer Hout in Hyde-Park en Kensington-garden zou kunnen plaatsen. Dwars door het park heen loopt een gegraven beek, die van 100 tot 200 M. breed is en met haar omgeving van groene lanen en grasperken een heerlijk gezicht oplevert. In den zomer wemelt het er van pleiziervaartuigen of wel, op bepaalde uren van badende jongens, die met innig genot in het water rondplassen. In den winter is hier natuurlijk het uitverkoren paradijs voor schaatsenrijders en in alle jaargetijden is de omgeving van de Serpentine (de naam van deze beek) het geliefkoosde wandelplekje van alle Londenaars.
Om een park in volle fleur te willen zien, moet men er eigenlijk des Zondags heen gaan, als ieder, die in de wereldstad zes dagen achtereen verstoken is van frissche lucht en bloemen, zijn schade komt inhalen. Dan krioelt het van sportsmen, want ieder park heeft zijn ‘cricketgrounds’ of een groot grasveld, voor dergelijke spelen ingericht; dan dwarrelen overal kinderen rond met kinderwagens en kindermeisjes ofwel onder toezicht der moeders zelf; dan zijn alle banken bezet en ieder lommerrijk plekje ingenomen; dan neemt menigeen levensvoorraad voor den geheelen dag mee en ligt plat op zijn buik te lezen of kijkt naar het ‘football’ of voedert eenden en zwanen en geniet onder elken vorm van den rustdag en keert niet voor 's avonds naar huis om te dineeren.
Dan vertoont de adel van Londen de fraaie rijtuigen en de arme zijn haveloove lompen; dan zit de Christen naast den jood en deze naast den Griek, en hier of daar hurkt misschien een neger in de volle zon op een zandig plekje neer en droomt van zijn heet Afrika en een Rus tracht met hem een praatje aan te knoopen en het geheele menschdom schijnt één groote broederschap. Dan schijnen er bij de algemeene opgewektheid geen rook of mist te bestaan en het leven doet zich voor als enkel genot en zonneschijn. Och, dat ook hier de schijn bedriegt!
Op de meeste plaatsen van Hyde Park kan men ongestoord genieten, daar groote rijtuigen in het geheel niet en de cabs alleen langs één dwarsweg mogen passeeren. Wij wandelden dan wat rond, rustten eens in een schaduwrijk hoekje en gingen vervolgens met den ondergrondschen spoorweg naar Earls-court, waar de Indische Tentoonstelling (the Indian Exhibition) gehouden werd.
(Wordt vervolgd.)