Een uitstapje naar Londen,
Door J.F. Nuyens.
(Vervolg.)
Wij marcheerden dan Oxford-street in en sloegen links af in Regent-street, de voornaamste en breedste winkelstraat van de hoofdstad. Onbeschrijfelijk is de pracht van de verschillende winkel-etalages, vooral als zij 's avonds glanzen in de stralen van het electrisch licht; maar om niet telkens in herhaling te vallen, zal de lezer dit wel voor altijddurende kennisgeving willen aannemen.
afrikaansch museum in het postulaat der witte paters bij bokstel.
Van Regent-street wandelden wij langs Piccadilly en St. James-street naar Pall-Mall, waar 's avonds de groote pantoffel-parade wordt gehouden, en hielden een oogenblik halt onder het monument van de Krim, waar wij een kleinen dronk wijdden aan de Engelsche officieren en soldaten, in den strijd tegen Rusland gesneuveld. Vervolgens sloegen wij den hoek van Pall-Mall om en bevonden ons op een der fraaiste, zoo niet het fraaiste plein van Londen, op Trafalgar-Square, waar wij vol bewondering bleven staan om te genieten van het wonderschoone stadsgezicht. Op den achtergrond verrijst de National Academy, waar wij later een kijkje zullen nemen, en waarheen van den beganen grond af twee breede terassen leiden. Vóór de terassen zijn twee groote bassins aangebracht, waarin een paar fonteinen hare heldere en frissche stralen doen neerklateren en tusschen beide fonteinen in, meer naar voren geplaatst, staat de reusachtige kolom, waarop het standbeeld van Lord Nelson zich hoog in de lucht verheft. Trafalgar-Square en de kolom herinneren aan den slag van Trafalgar in October 1805, waarin Nelson de Fransch-Spaansche vloot vernielde en daarmee tevens het plan van Napoleon in duigen wierp om een inval te doen in Engeland, waarvoor hij reeds bijna 200.000 man infanterie en cavalerie bij Boulogne had verzameld.
Nelson zelf sneuvelde, maar Napoleons macht tegen Engeland was gebroken. De kolom, eene nabootsing van een der Corinthische zuilen van den tempel van Mars te Rome is 44 M. hoog en van massief graniet opgetrokken, terwijl het beeld van den admiraal op zichzelf nog 5 M. hoog is. Het voetstuk is versierd met bronzen bas-reliefs, waartoe de veroverde Fransche kanonnen het materieel leverden en stellen tafereelen voor uit de zeeslagen van Aboukir, St. Vincent, Kopenhagen en Trafalgar. Onder de bas-reliefs zijn de gedenkwaardige woorden van Nelson gegrift: ‘England expects every man will do his duty,’ Engeland rekent er op, dat ieder zijn plicht zal doen. Aan den voet van de zuil zijn vier kolossale leeuwen aangebracht, meesterstukken van Landseer, en aan weerszijden staan de standbeelden van Havelock en lord Napier, helden uit de Engelsch-Indische oorlogen, terwijl tusschen de fonteinen een monument is opgericht voor Gordon, in 1885 te Karthoem gedood. Eindelijk verrijst op den achtergrond van de Square het ruiterstandbeeld van koning George IV, den grootvader der tegenwoordige koningin. De aanleg vormt, met de sierlijke kerk van ‘St. Martin in the Fields’ en de fraaie huizen van het Strand op den achtergrond een onovertroffen schoon geheel.
De Engelschen schijnen eene bijzondere voorliefde te koesteren voor Nelson, evenals voor Wellington. Overal in Londen wordt men aan deze twee helden herinnerd. Afbeeldingen en monumenten in marmer, in brons, in was, vindt men geloof ik bij dozijnen, en de geschilderde en geteekende Nelsons en Wellingtons zullen wij maar niet meetellen.
Wij zetten intusschen onze wandeling voort door het vermaarde Strand en Ludgate Hill en kwamen zoo bij de St.-Pauluskerk uit. De weg, dien wij hebben afgelegd, is het centrum van het verkeer. Piccadilly en Pall Mali zijn de straten der weelde, waar de groote Clubgebouwen der verschillende vereenigingen zijn opgericht; in het Strand ontdekten wij meerdere drukkerijen der groote Londensche dagbladen, waar wij tevens een nieuw staaltje zagen van den practischen geest der Engelschen. 't Was namelijk juist in den tijd der verkiezingen voor de leden van het Parlement en overal grijnsden ons reusachtige plakkaten aan, die soms eene geheele muurvlakte besloegen en waarop de uitkomsten van de verkiezingen en de verschillende districten stond aangegeven. Hier en daar lagen kolossale kaarten van Engeland, verdeeld in kiesdistricten en in de hoofdplaats van elk district, waar de uitslag reeds bekend was, stond een rood of een blauw vlaggetje, al naar dat een Gladstoniaan of een aanhanger van Salisbury was gekozen. Het mooiste echter was de verkiezingsladder. Twee ladders stonden naast elkaar. In de een klauterde Rosebery omhoog, in de andere Salisbury en naast de trede, die zij bereikt hadden, stond het cijfer hunner aanhangers, die reeds gekozen waren. Dien avond had Salisbury het reeds tot over de 150 gebracht, terwijl Rosebery nog beneden de 100 stond.
Twee dagen later zagen wij Salisbury boven op de ladder zitten, zegevierend zich het zweet van het hoofd wisschend en zijn tegenstander uitlachend, die zich nog een geheel eind beneden hem bevond. Hij had de meerderheid behaald. Een en ander leverde een dadelijk overzicht over den stand van zaken en duizenden menschen verdrongen elkaar voor deze eigenaardige mededeelingen, vooral toen de verkiezing haar einde naderde en de spanning van het publiek vermeerderde.
Naast de St.-Pauluskerk nuttigden wij een broodje met ham en een glas bier en wandelden nog even naar de London bridge, vanwaar wij nu in den avond een heerlijk gezicht hadden op de Theems, fantastisch verlicht als deze was door de honderden lichten der op stroom liggende of heen en weer varende booten en schepen. Toen echter ook weigerden onze beenen ons langer te dragen; wij stapten dus op een bus, reden naar huis, dronken voor afscheid nog een glaasje bier en om halfelf in den avond nam onze vriend afscheid en zochten wij onze slaapkamers op om de welverdiende rust te genieten.
Wel te rusten! Tot morgen!
Tegen halfacht van den volgenden morgen sloeg ik met dat bekende vreemde gevoel de lodderige oogen op, dat ons gewoonlijk overvalt, als wij plotseling in een geheel andere omgeving geplaatst zijn. Helder wakker geworden, zag ik, dat de zon vroolijk op onze kamer scheen en dat alles een mooien dag voorspelde. Opgefrischt sprong ik dus mijn bed uit, porde mijn broeder wakker, die nog in rustige rust lag neergedoken, maar ook heel spoedig ter been kwam en na ons flink geploeterd en gewasschen te hebben, zochten wij de ontbijtzaal op. Onze twee reisgenooten kwamen nu ook spoedig opdagen en de route voor den dag werd vastgesteld.
(Wordt vervolgd.)