hij wel niet bereikt, het plan, om zich met de Fram langs de Pool naar de Oostkust te laten afdrijven, was mislukt; maar, behalve dat Nansen tot een hoogeren breedtegraad was doorgedrongen dan een der Noordpool-expedities vóór hem, heeft zijn tocht toch belangrijke uitkomsten voor de wetenschap opgeleverd.
Den 4en Augustus 1893 verliet de Fram de straat Joegor tusschen het vasteland van Rusland en het Waaigat-Eiland, ten zuiden van Nova-Zembla. Door veel ijs moest zij zich een weg banen langs de Siberische kust. In de Kara-Zee ontdekte men een eiland en een groot aantal eilanden langs de kust in de richting van Kaap Tsjeljoeskin. Op verschillende punten vond Nansen sporen van een ijstijdperk, gedurende hetwelk Noord-Siberië over een groote uitgestrektheid naar het binnenland met ijs bedekt moet zijn geweest. Zooals Nansen vermoed had, dreef de Fram allengs in noordelijke en noordwestelijke richting. Gedurende den herfst en den winter was het schip voortdurend blootgesteld aan hevige drukking van het ijs, maar de Fram, wier eigen[a]ardigen bouw wij reeds vroeger beschreven hebben, bleek tegen elken druk bestand. De temperatuur was den heelen winter door zeer laag, de laagste was 62 graden onder nul, en weken lang was het kwikzilver in den thermometer bevroren.
de ‘fram’, waarmee nansen zijn expeditie ondernam, op de hoogte van bergen.
Nansen maakte zich de gelegenheid ten nutte, om een reeks van wetenschappelijke waarnemingen te doen: metereologische, magnetische, astronomische, peilingen naar de temperatuur van het diepwater, naar de zoutbestanddeelen enz. enz.
De Fram dreef vrij snel vooruit, maar daar het ijs het voortzetten der reis belette, verliet Nansen met een zijner tochtgenooten, luitenant Johansen, den 14en Maart 1895 het schip op 84 graden Noorderbreedte, om de onderzoekingen noordelijker voort te zetten. Tot op ongeveer 86 graden drongen de beide koene mannen door, maar nu werd het ijs zoo ruw, dat zij het dwaas oordeelden, den tocht nog verder in noordelijke richting te vervolgen.
Nansen had 28 honden bij zich, drie sleden en twee Eskimo-booten, voor het geval zij open water mochten aantreffen. Het voedsel voor de honden was berekend op dertig en de provisie der beide reizigers voor honderd dagen. Den 8en April begonnen zij hun tocht naar Frans-Jozefland, dat door den Oostenrijkschen Noordpoolreiziger Von Payer ontdekt en naar den keizer van Oostenrijk genoemd is. De honden werden een voor een gedood, en ook het proviand der reizigers raakte uitgeput. Tevergeefs werd naar land uitgezien. Den 24en Juli eindelijk zagen zij onbekend land, maar ze konden het niet bereiken, doordat het lichte drijfijs, waarmee het water gevuld was, het gebruik der booten belette. Daarom gingen zij voort, springende van het eene stuk ijs op het andere, en zoo bereikten zij den 6en Augustus land op ruim 80 graden Noorderbreedte. 't Bleken geheel met ijs bedekte eilanden te zijn.
Toen op Frans-Jozefland het berenvleesch voor de honden opraakte, werden de zwakste gedood om de andere te voeden; zelfs huid en ingewanden werden daarvoor gebruikt. Ten laatste moesten alle honden geslacht woorden.
‘Den winter kwamen wij goed door,’ verhaalt Nansen, ‘en wij waren beiden in de beste gezondheid. De lente kwam met zonneschijn en open water in het zuidwesten, en we hoopten een gemakkelijke reis te hebben tot Spitsbergen over ijsbanken en open water. We moesten nieuwe kleeren maken van onze dekens en een nieuwen slaapzak van berenhuiden. Onze proviand bestond uit rauw berenvleesch en traan. Den 19en Mei waren we eindelijk tot vertrek gereed, en den 23en Mei kwamen wij op 8105' N.B. in open water, maar we werden door stormen tot den 3en Juni belet verder te komen. Een weinig zuidelijk van den 81en graad troffen wij land aan, dat zich westwaarts uitstrekte, met open water, in west-noord-westelijke richting langs zijn kust. Maar wij verkozen in zuidelijke richting over het ijs te gaan door een breede sond. Op 12 Juni bereikten wij het zuidelijk gedeelte der eilanden, en vonden daar veel open water, dat zich westwaarts bewoog. In deze richting zeilden en roeiden wij om er dwars door heen te komen naar Spitsbergen, van de meest westelijke punt af.’
In het voorjaar van 1896 was de expeditie van den Engelschman Jackson op Frans-Jozefland aangekomen. Het doel dezer expeditie was niet de ontdekking der Noordpool, maar de zorgvuldige onderzoeking van het weinig bekende Frans-Jozefland, het in kaart brengen der kusten, het onderzoek van het binnenland. Verder moest zij uitvorschen, of Frans-Jozefland de zuidelijke grens was van een uitgestrekt vastland om de Pool, dan wel enkel een groep eilanden in de nabijheid daarvan.
Op zekeren dag zaten de mannen dezer expeditie in hun hut, toen een hunner binnenkwam en vroeg of zij allen present waren. Op hun bevestigend antwoord zei hij, dat hij een man buiten op het ijs gezien had. De heer Jackson sprong onmiddellijk op en snelde naar buiten, om te zien wie die vreemdeling was.
Toen de Engelschman den langharigen man gewaar werd, had hij moeite, daarin den vermetelen Noor te herkennen, hoewel hij hem toch van vroeger gekend had. Eerst nadat hij hem eenige seconden had aangestaard, kwamen de trekken hem bekend voor en vroeg hij:
‘Zijt gij niet Nansen?’
‘Ja,’ was het antwoord, ‘ik ben Nansen.’
‘Dan ben ik ijselijk blij u te zien,’ hernam de Engelschman.
Het oogenblik dezer ontmoeting stelt onze plaat voor. Op den achtergrond zien wij luitenant Johansen bij een der Eskimobooten, terwijl van den anderen kant reeds een paar Engelschen komen aansnellen, nieuwsgierig te weten, wie met hun het verblijf op het onherbergzame eiland zou deelen.
Zes weken bleven de beide Noren in het gezelschap der Engelsche expeditie, tot de Windward kwam, die proviand bracht voor Jackson en de zijnen, en de Poolreizigers naar hun vaderland terugvoerde.
Den 7en Augustus verliet Nansen Frans-Jozefland, door de bemanning der Windward met luide hoezee's begroet. Het was nu een korte en aangename reis, dank zij de meesterlijke wijze, waarop kapitein Brown zijn schip door het ijs en in de open zee naar Vardö bracht.
Terwijl de bevolking hem hier op geestdriftige wijze huldigde, verbreidde de telegraaf door de geheele wereld het bericht zijner behouden aankomst. Zijn vaderland Noorwegen juichte en jubelde, en mevrouw Nansen begaf zich onmiddellijk naar Hammerfest, waar de ontmoeting met haar man, dien zij in geen drie jaren gezien had, zou plaats hebben.
Deze plaats, op meer dan 70 graden Noorderbreedte gelegen, is de meest noordelijk gelegen stad van Europa. Zij verheft zich in een woeste streek, op den achtergrond eener baai van het rotseiland Kvalö (Walvisch-eiland). De gravure in dit nummer geeft een interessant gezicht op deze merkwaardige stad, waar alle huizen van hout zijn opgetrokken en die door een fort beschermd wordt. Des zomers komen er vele schepen, die er meel, hennep enz. aanvoeren, en met visch, traan, walrussen- en zeehondenvellen, hoorn, walrustanden enz. terugkeeren. De visscherij en de vangst op zeehonden en walrussen is natuurlijk het voornaamste middel van bestaan der inwoners van Hammerfest.
Terwijl Nansen hier zijn echtgenoote weerzag en door zijn landgenooten gehuldigd werd, was eveneens de Fram, onder leiding van kapitein Sverdrup, in het noorden van Noorwegen aangekomen. Nansen zag thans zijn makkers weer en besloot met het schip, dat hem zoo goede diensten bewezen had, naar Christiania te gaan, waar hij met de grootste praal en luister zou ontvangen worden. Koning Oscar, de kroonprins, het bestuur der stad en verdere autoriteiten verwelkomden hem in de stad, die te zijner eer in feestdos was gestoken. Dichters zongen zijn lof, toonkunstenaars maakten composities te zijner eer, de tijdschriften en bladen verhieven hem tot in de wolken.
Al mag nu een gedeelte dier geestdrift op rekening der nationale ijdelheid gesteld worden, zeker is het, dat er reden was tot geestdrift.
Het is een stout stuk, dat Nansen ondernomen heeft, en, al moge hij niet geheel geslaagd zijn, het vraagstuk der Noordpool-ontdekking is stellig door zijn tocht een heele schrede nader tot haar oplossing gebracht. Overigens zijn ook op den koenen Noor de woorden van den dichter van toepassing, eenmaal gewijd aan onze zeehelden Barents en Heemskerk, die het eerst naar het hooge Noorden zijn gestevend en als het ware de voorloopers waren der Pool-expedities van onzen tijd:
En rekent d' uitslag niet, maar telt het doel alleen.