Van Beethoven en de blinde. -
Deze schilderij stelt ons een treffende episode voor uit het leven van den grooten toonkunstenaar.
Men weet dat de beroemde Van Beethoven, de schepper van zoovele onvergetelijke toonwerken niet gelukkig was.
Op zijn lateren leeftijd was de ongeneeslijke zwaarmoedigheid, die hem kwelde, en zijn zucht tot de eenzaamheid, die in volslagen menschenschuwheid ontaardde, licht te verklaren. De man, die steeds zijn hoogste genot had gevonden in zijn kunst, in de muziek, die door zijn meesterlijke scheppingen anderen de genotvolste oogenblikken bezorgde, zag zich zelven die voldoening ontzegd: hij was doof. En bij het gemis van hetgeen zijn lust en vreugde had uitgemaakt, kwam nog de angstige vrees dat anderen dit gebrek in hem ontdekken mochten. Men begrijpt dus met welke wanhopige smart hij zich in de eenzaamheid opsloot en welke bitterheid dit gefolterde hart moest vervullen, dat nooit zijn leed voor anderen kon uitstorten, integendeel het naijverig voor elke deelneming verbergen moest. Maar ook in de eerste jaren van zijn muzikale loopbaan, toen hij zich nog in het gebruik van een voortreffelijk fijngevoelig en ontwikkeld gehoor verheugen mocht, voelde de groote toondichter zich soms nameloos ongelukkig. Gelijk zoo menig jeugdig talent had hij in den beginne met armoede, miskenning en allerlei tegenkantingen te worstelen; en wat anderen, met een gelukkiger temperament begaafd, wellicht met moed gedragen zouden hebben, dat was voor zijn prikkelbare kunstenaarsziel een onduldbare foltering.
Op zekeren keer dat hij tegen den avond in de somberste stemming door de stad dwaalde, werd, zijn oor plotseling getroffen door een hem bekende melodie, liet was een uittreksel uit een van zijn eigen symphonieën, dat hij met bewonderenswaardige uitdrukking op een gebrekkig klavier hoorde spelen.
Het geluid kwam uit een armoedig huis en Van Beethoven bleef, verbaasd en geboeid, aan de deur staan luisteren. Nieuwsgierig welke begaafde muzikant zich in deze armoedige omgeving mocht verschuilen, stiet hij de deur open en trad stil binnen.
Daar zag hij een eenvoudig gekleed jong meisje voor een oude piano zitten, en het viel den kunstenaar op dat zij geen notenpapier voor zich had. Zij speelde dus het moeilijke stuk uit het hoofd.
Het bleek Van Beethoven, zoodra hij zijn tegenwoordigheid aan de speelster kenbaar gemaakt en met haar een paar woorden gewisseld had, dat zij een blinde was, die de melodie enkel op 't gehoor af had geleerd. Zij verhaalde dat in de buurt een dame woonde, die de symphonie herhaaldelijk speelde. Door haar open raam kon de blinde de muziek hooren en zoo had zij beproefd die op haar eigen klavier na te spelen.
Het mocht haar, zoo klaagde zij, evenwel niet gelukken, dit zoo zuiver te doen als zij wel wenschte; zij moest toch enkel maar op haar gehoor en geheugen afgaan, daar zij geen muziekpapier kon raadplegen. Daarom was haar vurigste wensch, dat een bekwaam musicus haar het stuk eens in al zijn schoonheid zou voorspelen.
vischafslag aan het strand naar de schilderij van blommers.
(Eigenaar de heer J.C. de Vos te Haarlem.)
Onmiddellijk zette Van Beethoven zich aan de piano en nu weerklonk door het nederige vertrek de heerlijke symphonie met zulk een gloed en rijkdom van tonen, dat de blinde in verrukking uitriep: ‘U is niemand anders dan Van Beethoven zelf. Alleen de meester, die de symphonie zelf schreef, kan ze aldus ten gehoore brengen.’
De groote toondichter voelde zich door deze hulde aan zijn talent, van iemand die hem blijkbaar zoo innig begreep, dermate getroffen, dat hij zich, op haar verzoek nog iets te spelen, opnieuw aan de piano zette en de vingers over de toetsen liet glijden.
Het was intusschen volslagen donker geworden, maar de maan wierp haar vriendelijk schijnsel in het vertrek en verlichtte het bezielde gelaat van den kunstenaar.
Hij begon een treurige, maar wonderlieflijke sonate te spelen. De harmonie ontstroomde het instrument gelijk de stralen der maan zich over de aarde verspreidden. De betooverende inleiding werd gevolgd door een soort van tusschenspel in driekwartsmaat, levendig, geestig, vlug, vol van de treffendste gedachten. Daarna volgde het einde, opbeurend, verteederend, tegelijk ernstig en krachtig.
Het was de beroemde Mondschein-sonate, die Van Beethoven hier improviseerde en die bij, thuis gekomen, onmiddellijk ten papiere bracht.
De arme blinde zocht hij nog menigmaal op, niet alleen om voor haar te spelen, maar ook om haar in haar muzikale studiën te leiden. Wanneer hij door zwaarmoedigheid en menschenhaat gekweld werd, dan vond hij troost bij het beklagenswaardige kind, dat haar ongeluk met gelatenheid droeg, en leerde van haar in de muziek zijn lijden vergeten.