ons persoonlijk is wedervaren en wat wij met eigen oogen hebben gezien. Het spreekt vanzelf, dat dit slechts een klein gedeelte kan zijn van al het merkwaardige, dat de reuzenstad bevat, maar men dient ook wel in het oog te houden, dat acht dagen in Londen doorgebracht, hoe goed en systematisch ook besteed, gelijk staan met nog minder dan één dag, in Antwerpen gepasseerd. Wie van Londen alleen het merkwaardigste zou willen bezichtigen, zou toch altijd meer dan drie weken lang dag in, dag uit, van 's morgens tot 's avonds zijn tijd wel moeten gebruiken.
Alles is in deze metropolis even reusachtig en grootsch. Meer dan 5.000.000 menschen zitten op een oppervlakte van ongeveer 6 uur gaans lang en 5 uur gaans breed opeengepakt. Verschillende van de hoofdstraten hebben een lengte, grooter dan de afstand van de eene Hollandsche stad tot de andere. Wat in andere plaatsen bijna niet in het oog valt, neemt hier kolossale proportiën aan; wat elders een bescheiden plaatsje inneemt, vult hier pakhuizen, grooter dan paleizen. Op onze wandelingen zullen wij meerdere voorbeelden daarvan aantreffen.
Het spreekt van zelf, dat de middelen van vervoer een eerste plaats innemen in het leven van de Londenaars. Er zijn dan ook 15 statiën voor de gewone spoorlijnen, maar deze beteekenen nog weinig in vergelijking met de eigenlijke Metropolitaan-baan of stadsspoorwegen, die voor een groot gedeelte onder den grond in lange tunnels den geheelen dag duizenden bij duizenden personen vervoeren. Om de 5 a 10 minuten vertrekken de treinen van de verschillende statiën, en wat dit wil zeggen blijkt het duidelijkst uit de lijn van Moorgate-street naar Farringdon-street, waar vier ijzeren wegen naast elkaar liggen en waar dagelijks 1406 treinen passeeren. In de tweede plaats moeten zeker de omnibussen genoemd worden, die van 's morgens acht tot 's avond elf a twaalf uur onophoudelijk bij honderden de City in alle richtingen doorkruisen. De ‘bussen’ van de verschillende lijnen zijn alle gemakkelijk te herkennen, daar ieder zich door een eigen kleur van zijn collega's onderscheidt. De één is rood, een ander blauw, een derde groen, geel, bruin of wit; weer anderen rood en geel gestreept, enz. Bovendien staan het punt van uitgang, de hoofdstraten die men passeert en het eindstation op alle duidelijk aangegeven, en tot overmaat van juistheid roept de conducteur onophoudelijk het publiek den rit van zijn bus toe. De concurrentie doet zich ook hier gevoelen en de een tracht met veel lawaai den ander een vlieg af te vangen. Daar staat echter tegenover, dat men bij een vergissing vriendelijk terecht wordt geholpen en naar de juiste bus gewezen. De conducteurs noch de koetsiers zijn in uniform, een geheel verschil met Duitschland b.v., waar ieder ambtenaartje of ondergeschikte zoo mogelijk pronkt met een groene of blauwe pet of minstens met een vergulde knoop aan de jas of een rood lintje om den arm. Hier kleedt ieder zich zooals hij wil. De meeste koetsiers echter dragen een ouden of half nieuwen cylinder, die volkomen bij hun welgedaan
voorkomen past, en op hun borst prijkt bijna geregeld een roos, een takje reseda of eenige andere bloem, die, geloof ik, dagelijks minstens tweemaal wordt vernieuwd.
De paarden zijn zóó dicht voor de bus gespannen, dat hun staarten bijna aan den voorkant raken en, practisch als de Engelschen zijn, is er gewoekerd met de ruimte. De koetsier zit dan ook niet op een bok, maar boven op het dak van de bus, waar een kleine halfcirkelvormige ruimte voor hem is uitgespaard, omgeven door een ijzeren hekje. Zijn voeten rusten op een uitstekend plankje, waar tevens de rem is vastgemaakt, welks mechaniek hij met den rechtervoet bestuurt; en om zich zelf voor vallen te bewaren, is hij met een breeden riem om de middel aan zijn plaats vastgekluisterd. Boven op het dak staan twee rijen banken met een tusschenpad, welke ruimte bieden voor ongeveer twintig personen, terwijl binnen in de bus iets minder plaats kunnen vinden. Stevige veeren waarborgen voor omvallen en de weldoorvoede paarden verzekeren een geregelden gang.
Nu is de cab aan de beurt, het Londensch rijtuig bij uitnemendheid; een model van practische inrichting en sierlijkheid; het non plus ultra van alle vervoermiddelen door een paard getrokken. Licht gebouwd, met hooge, dikwijls door gutta-percha omgeven wielen, met een flink paard bespannen, snorren zij alles voorbij, dwarrelen door het dichtste gedrang als bromvliegen heen en weer en zijn in de straten der stad, wat de kleine havenstoombootjes op het water zijn. De koetsier zit op een hoog achterbankje en kan alleen de ooren van zijn paard zien en slechts een langdurige oefening en een bewonderenswaardige behendigheid stellen hem in staat, zijn ros een tikje met de zweep te geven. De reiziger, die van de cab gebruik wil maken, stapt voor in, kruipt onder de teugels door en zit dan in een soort glazen kastje, daar aan iedere zijde een flink raampje een ruim uitzicht veroorlooft. Twee deurtjes van blik, met kussens gevoerd, vervullen de taak van een voetkleed en vrijwaren zijn beenen voor tocht. Regent het of is het hem te koud, dan kan hij boven zijn hoofd een ander raampje laten vallen bij wijze van een luikje, dat op de voordeurtjes past en hem geheel van de buitenlucht afsluit. Wil hij den ‘cabman’ iets bevelen, hij tikt slechts tegen den zolder van het rijtuig: een klein luikje gaat open, het gelaat van den voerman vertoont zich als een volle maan tusschen de wolken, de order wordt gegeven, het luikje slaat dicht en de passagier zit weer ongestoord te genieten van het vrije uitzicht en het gewoel om hem heen. Niet alleen de gewone huurcabs illustreeren Londens straten; menig lord of patriciër heeft zijn eigen voertuig, dat als een sierlijke pronkkever over het asphalt snort.
De trams nemen in Londen slechts een ondergeschikte plaats in. In de City is geen tramwagen te zien; alleen in de buitenwijken, waar minder gewoel heerscht, bewijzen zij hunne diensten. Desniettegenstaande bevat Londen toch nog 210 K.M. tramlijnen, d.w.z. die lijnen aaneengelegd zouden een afstand beslaan van ruim 40 uren gaans, wat gelijk staat met den afstand van Groningen naar Venlo. Van huurkoetsen, stoombootjes, electrische trams enz. willen wij verder maar zwijgen. Het rijden is in Londen niet duur, voor 1 penny (5 cent) komt men een half uur ver, en voor 2, 3 à 4 pence rijdt men de geheele City en meer af.
Laat ons nu een algemeenen blik slaan op het leven in Londens straten, ofschoon het mij, bij de gedachte daaraan, reeds begint te dwarrelen voor de oogen. Onbeschrijflijk zijn het gewoel en gedrang in de City. Honderden bij honderden bussen, cabs, koetsen, vrachtkarren en kruiwagens volgen in bonte rij achter elkaar. Torenhoog beladen wagens van een bierbrouwerij, door reusachtige paarden getrokken, wringen zich door de kleinere rijtuigen heen als een olifant door een troep honden. Handkarren zoeken bescherming achter een huurkoets en volgen trouw haar spoor; hier en daar waagt een stoutmoedig voorbijganger het, te midden van het gedrang de straat over te steken en haakt zich van het eene voertuig aan het andere vast, steeds met den stroom meegaande. Onverstoorbaar sluipen de straatvegersjongens met blik en stoffer door alles heen en vegen de paardenmest bijeen tot vóór de hoeven der rossen zelf. Een paard in Londen toch staat in één opzicht gelijk met zijne rasgenooten op het vaste land: het voldoet aan zijne behoeften zonder tijd of plaats in aanmerking te nemen en werpt zijn mest, waar 't hem belieft. En waren nu niet onophoudelijk rappe handen in beweging, om de vijgen bijeen te rapen, de straten der City zouden 's avonds bevloerd zijn met een mollig, doch minder aangenaam riekend tapijt.
Rakelings passeeren de rijtuigen elkaar, zonder toch ooit in botsing te komen; drie, vier bussen rijden soms zoo dicht naast elkaar voort, dat de passagiers elkaar met de ellebogen kunnen raken en gezellig een praatje maken; de paarden loopen met den kop bijna tegen het voorgaande rijtuig, ruimte om de zweep te hanteeren blijft er voor de voerlieden oogenschijnlijk niet over; een vreemdeling, die voor het eerst al die herrie ziet, houdt zijn hart vast en weet niet, hoe die warklomp ooit zonder ongelukken uit elkaar zal geraken. Wees maar niet bevreesd! alles gaat bedaard en geregeld zijn gang en hier en daar ziet men zelfs een wielrijder, die met een doodkalm gezicht door alles heenglipt, zooals een slang door het hooge gras zich kronkelt. En te midden van dat alles staat phlegmatiek en kalm een politieagent als een rots in de zee en gebiedt dien stroom van voertuigen als Neptunus de golven. Even de hand omhoog gestoken, - en alles staat stil. De voetgangers steken bij honderden de straat over; eenige rijtuigen, die den grooten weg niet volgen, slaan een zijstraat in; - een tweede wenk - en de stroom hervat zijn loop en gaat verder. Komt er verwarring of twist, een kort bevel van den agent regelt en beslist alles. 't Zijn dan ook kranige kerels, flink van postuur, verstandelijk goed ontwikkeld, vriendelijk en voorkomend voor vreemden en gezien door ieder. Trouwens, zij bezitten het vertrouwen van het publiek en dat is hun grootste kracht.
Heerlijk is het in Londen, dat in de City alle, en in de verdere wijken het meerendeel der straten is geasphalteerd. Nu hoort men van alle drukte slechts het doffe gerommel der rijtuigen, het geklikkak der hoeven en het geschuifel der voetgangers; ware het ook anders en zou al die herrie b.v. plaats vinden op een Amsterdamsche bestrating, het lawaai zou oorverdoovend zijn en iemand doof en razend maken.
Een nieuw gezicht biedt weer de Theems aan, hoewel de drukte der scheepvaart daar eerst wel wat tegenvalt. De groote scheepvaart toch eindigt bij de London-bridge, zoodat men verder stroomop alleen de stoombootjes ziet, die den dienst tusschen de verschillende ‘piers’ onderhouden, benevens de kleinere schepen, nachtschuiten en wat dies meer zij. Van London-bridge af echter tot voorbij de laatste dokken is het gewoel op de rivier des te grooter.
Honderden bij honderden stoom- en zeilschepen van alle natiën, van de reusachtige mailstoomers tot de kleine vlugge schoeners en barken, liggen op stroom of in de dokken en daar tusschen in krioelt het van lichters, tjalken en schuiten, die de lading der reuzen onderling verdeelen en naar haar bestemming voeren.
Een groot ongerief voor Londen is het in het oog van een Hollander, dat de stad totaal is verstoken van grachten, die in Amsterdam niet alleen veel bijdragen tot verfraaiing van de straten, maar tevens een groot gemak zijn voor den handel. Behalve de gegraven vijvers in de verschillende parken, bezit Londen slechts hier en daar een streep water, dat echter meerendeels niet in de Theems uitloopt. Voor het overige is de Theems het grootste aantrekkingspunt van de stad, en de kolossale bruggen, die haar op vele plaatsen overspannen en die gemiddeld ieder ruim 300 M. lang en meer dan 20 M. breed zijn, dragen niet weinig bij tot het vormen van interessante stadsgezichten. De meestbesproken brug en tevens de eerste van uit zee is zeker wel de nieuwe Tower-bridge, waarvan wij later meer hopen te zien; de meest bekende echter en ook de oudste brug van Londen is de London-bridge. Daarna volgen de Southwark-bridge (alleen spoorbrug); Blackfriars-br., Waterloo-br., Charing-Cross-br., Westminster-br., Lambeth-br., Vauxhall-br., Chelsea-bridge en Battersea-bridge, terwijl men in het verdere westen der stad nog Putney-bridge en Hammers-bridge aantreft.
En na al deze voorbereidende opmerkingen: Welkom in Londen!
Daar stonden wij nu te midden der drukte, om u de waarheid te zeggen met holle magen en ongeveer met het gevoel van een kat in een vreemd pakhuis. Bussen, cabs en alle mogelijke andere rijtuigen rolden en snorden ons voorbij; voetgangers liepen ons bijna omver, en, al was de drukte niet zoo overweldigend als wij ons hadden voorgesteld ('t was dan ook bij lange na nog niet het drukste uur van den dag) de herrie was toch groot genoeg om ons een beetje van stuur te brengen. Vol moed echter nam een onzer zijn Baedeker ter hand, sloeg een der kaartjes op en maakte zich sterk, ons binnen een half uur in ons hotel te brengen; en als de schapen hun herder volgden de andere drie. Er werd rechtuit gemarcheerd, rechtsom geslagen, teruggeloopen