zoeken mocht, de gelukkige jonge dame zeker de onderscheiding zou genieten, den waaier tot bruidsgeschenk te ontvangen. Intusschen....’
De heer Berthold hijgde naar adem als een visch op het droge. Dat overtrof toch zijn stoutste verwachtingen. Zijn dochter - want daar de jongelui elkaar liefhadden, kon de begaafde jonge dichter toch Marie alleen tot vrouw kiezen - zijn dochter begiftigd met een eigenhandig door de kroonprinses vervaardigd bruidsgeschenk! De heele stad zou hun die eer benijden!
de nieuwe kathedrale kerk van st. bavo te haarlem.
Gezicht in een der zijkapellen.
Zijn gezicht straalde van geluk, en met genadige welwillendheid klopte hij den kunstenaar, die plotseling zweeg, op den schouder.
‘Ik weet wat u zeggen wil. U hoeft er niet over te zuchten, mijn waarde heer. Zeg uw genialen vriend eenvoudig dat hij gerust aanzoek doet bij den vader van het meisje zijner keus. Het zou toch eeuwig jammer zijn, als de waaier lang moest blijven liggen eer hij in de rechte handen kwam.’
Hij zweeg, maar tot zijn groote verbazing bleef de ontboezeming van vreugde, die hij met groote zekerheid op zijn woorden verwachtte, achterwege. Had de schilder hem soms niet goed begrepen? Duidelijker had hij toch onmogel[ij]k kunnen spreken. En de kerel stond alsof hij zijn laatste dubbeltje verteerd had; hij keek somber voor zich op den grond, bedenkelijk het hoofd schuddend.
‘Dat gaat zoo mooi niet als u denkt, geachte heer Berthold,’ hernam Kurt na lang stilzwijgen op bekommerden toon! ‘Ziet u, mijn vriend heeft stellig een schitterende toekomst, maar voorloopig heeft hij nog met allerlei moeilijkheden te kampen. De opvoering van zijn blijspel zal hem zonder twijfel naam en vermogen bezorgen; maar daarop moet hij wachten, eer hij aan het stichten van een eigen gezin kan denken. Nu weet u, hoe lang de opvoering van zoo'n tooneelstuk soms kan verschoven worden. Daar zijn soms jaren mee gemoeid....’
‘Jaren? Malligheid! Zijn meisje komt toch niet met leege handen, en tusschen man en vrouw bestaat er geen mijn en dijn. Allicht zouden zij voorloopig van hetgeen het vrouwtje aanbrengt wel kunnen leven.’
‘O, wat er noodig is om te leven, beste Berthold, dat zou hij nog wel kunnen bijbrengen; maar om zich in zijn huishouden te zetten, daar hoort nogal wat toe voor een man, die in elk geval een belangrijke rol moet spelen.’
Papa Berthold schudde van het lachen.
‘Och, och! wat zijn zulke altisten toch onnoozel! Weet u dan niet, mijnheer Kurt, dat onder menschen van stand de bruid gewoonlijk voor de inrichting van de woning zorgt?’
‘Dat weet ik heel goed, maar daarmee zijn we er nog niet. Zooals de zaken hier staan, blijven er altijd nog moeilijkheden....’
‘Moeilijkheden?’
Papa Berthold begon een lang gezicht te zetten.
‘Hoor eens, laten wij ronduit met elkaar spreken. Zeg mij eerlijk: heeft uw toekomstige Croesus op zijn verwacht succes misschien al schulden gemaakt?’
‘Schulden! Een artist? Een dichter? Maar beste heer Berthold, hoe kan u toch zoo iets onwaarschijnlijks denken?’
‘Nu wat voor den duivel dan anders?’
‘Dat zou ik gisteren ook nog gevraagd hebben; maar nu, nu de gunstbewijzen van de kroonprinses....’
‘Hoe die een beletsel wezen kunnen is mij onverklaarbaar.’
‘U kent de edele fierheid van mijn vriend niet. Wanneer hij zich engageert, dan is het eerste gevolg daarvan dat de hooge vrouw hem den bewusten waaier zendt. Maar wat daarop volgen moet, weet u zoogoed als ik.’
‘Weet ik dat? Ik? Daar weet ik niets van.’
‘Maar mijnheer Berthold, houd u toch zoo dom niet. Zoo'n geschenk moet door den ontvanger natuurlijk met een royale gift ten behoeve van de een of andere weldadige instelling, die onder bescherming van hare koninklijke hoogheid staat, beantwoord worden. Daar staat dan weer een titel, een lintje of iets dergelijks toe. Dat gaat zoo vast als de bank. Maar nu kan mijn vriend op 't oogenblik nog geen engagement aangaan omdat de waaier hem verplichtingen oplegt, die....’
‘Die hij vooreerst nog wil vermijden? Ah zoo, daar gaat mij een licht op! Staan de zaken zoo? Nu hoor eens, mijn jonge vriend, daar is ook nog wel een mouw aan te passen. Ik denk dat de kroonprinses er wel niets tegen zou hebben, als de vader van de bruid er op stond, in de plaats van den bruigom het gebruikelijke bewijs van erkentelijkheid te geven?’
‘Ja, maar dan zou die papa zich natuurlijk de onderscheiding, die er het gevolg van is, moeten laten welgevallen.’
‘O, dat zal hij, jonge vriend, dat zal hij zeker. Wat doet een vader niet voor het geluk van zijn kind?’
Een uurtje later verkeerde Kurt werkelijk in levensgevaar. Het scheelde maar weinig of Otto Eschried had hem aan zijn hart gesmoord van pure blijdschap op het vernemen van de zege, die Kurt voor hem bij papa Berthold bevochten had.
‘Zoodra je hem ontmoet, kom je met je aanzoek voor den dag,’ dus besloot de schilder zijn meedeelingen.
‘Maak het in orde nog voor het feestmaal begint; ik verwed er mijn kop onder, dat papa Berthold nog over tafel je engagement bekend maakt. Morgen meld ik de kroonprinses wat er voorgevallen is en deel haar den wensch van den vader der jonge dame mee, om ten voordeele van het kinderziekenhuis de koopsom van den waaier te verdriedubbelen. Ik zal het wel zoo weten aan te leggen, dat de onderscheiding, die ik hem voorgespiegeld heb, hem niet ontgaat.’
‘Zal zij daar genoegen mee nemen?’
‘Ze zal het alleen betreuren, dat ze uit haar arbeid niet altijd op die manier ten voordeele van de armen geld kan slaan zooals uit dien waaier. Maar jij mag het in 't vervolg wel laten, dergelijke bestellingen te doen.’
‘Dat zweer ik je! Dat is eens geweest, maar het overkomt mij niet meer.’