men den prachtigen reuzenbouw van Sint Jan.
In Breda ging men er in 1857 toe over, om in de Sint-Barbara-parochie met betrekkelijk beperkte middelen de grootste kerk te bouwen, welke in onze eeuw in ons vaderland is tot stand gebracht volgens het plan van den toen jeugdigen Roermondschen bouwmeester, Dr. P. J.H. Cuypers. Want de Hervormden wilden de oude Sint-Barbarakerk, een der schoonste kerken van ons land, niet verkoopen aan de katholieken.
Zoo zijn de verhoudingen ook te Haarlem. Meermalen werden pogingen aangewend om den meest trotschen kerkbouw van gansch Holland (in beperkten zin), de indrukwekkende Sint Baaf, die in sobere vormen door zijn massaal wezen reeds uren ver gezien de gansche stad overheerscht, weer tot den oorspronkelijken eeredienst in katholieke handen terug te brengen. Maar nog in de negentiende eeuw is het zeer verzwakte protestantisme zich nog te veel zelfbewust, om die kostbare legaten onzer voorouders van de hand te doen voor sommen, welke de Synoden in de vele kleinere gemeenten goed te stade zouden komen tot onderhoud harer verwaarloosde bedehuizen.
De Sint-Josephskerk te Haarlem diende steeds als kathedraal, ofschoon hare afmetingen niet in overeenstemming zijn met de eischen van groote plechtigheden.
Haarlem breidt zich westelijk sterk uit en heeft dus behoefte aan vermeerdering zijner parochiekerken. Hoewel de stichting van zulk een parochiekerk geheel buiten het centrum der stad en ver van het bisschoppelijk paleis en de kapittelzaal moest plaats vinden, zoo was het toch de wensch van Monseigneur Bottemanne, dat de samensmelting der nieuwe kathedraal met de parochiekerk allereerst de katholieke bewoners van de nieuwe buitenwijken ten goede zoude komen.
De stichting dezer nieuwe Sint-Bavokerk als kathedraal geschiedt als gedenkteeken aan het vijftigjarig priesterjubileum van Monseigneur Caspar Joseph Martinus Bottemanne op den 15en Augustus aanstaande, sedert 30 September 1884 bisschop van Haarlem.
Niet alleen werden uit het gansche bisdom offergaven voor den bouw bijeengebracht, maar verschillende kapellen en andere onderdeden werden in haar geheel door vereenigingen of personen ten geschenke gegeven. Het oogenblik schijnt ons thans nog niet gekomen om die stichters, waaronder zoowel de geestelijken als de ambachtslieden, en hunne gaven hier nader aan te duiden.
Beter, dan uit deze omschrijving, zal de lezer zich eenig denkbeeld kunnen maken van dezen bouw in zijne toekomstige voltooiing, door de afbeeldingen, welke hiernevens zijn gedrukt. De vergelijking met bekende bouwwerken zal daaraan verder te gemoet komen. Eene volledige architectonische beschrijving, omvattende zoowel technische als symbolische onderdeden van den bouw, zoude hier niet op hare plaats zijn.
Naam en vorm der kathedrale kerk zijn van de oud-christelijke tijden af innig verbonden geweest. Aan het oostelijk einde was de oudchristelijke basilica, in navolging van de Romeinsche gerechtszalen, halfrond uitgebouwd. Midden in deze nis stond de marmeren zetel (cathedra) van den bisschop, en links en rechts was de geestelijkheid om hem geschaard rond het altaar, dat ongeveer het middelpunt van den halfcirkel innam. Daarmede wordt verklaard, dat de naam van ‘kathedrale kerk’ die heiligdommen aanduidt, waarin een bisschopszetel is gevestigd. Het zijn dan ook gewoonlijk de grootste onder de basilicae, die tevens in vorm het rijkst ontwikkeld zijn met een schelpvormig (concha) kooreinde, en later ook kruisvormige dwarspanden, welke het grondtype hebben gegeven aan de kathedralen van alle eeuwen.
Zoo zal de nieuwe kathedraal van Sint Bavo dan ook in hoofdvorm het Kruis der Verlossing in plan teekenen, door een middelschip met transeptramen beide van 13 meter breedte. Het hoofdeinde van 't kruis (presbyterium) is cirkelvormig afgerond en omsloten met een dubbele granieten zuilenrij, waarachter de zijbeuken door een zeven meter breeden omgang verbonden zijn, die toegang verleenen tot de zeventranskapellen, welke op zoovele bijzondere wijzen tot de godsvereering in het middelkoor (sanctuarium) bijdragen, door het roemwaardige en wondervolle leven van de Moedermaagd en van andere patroonheiligen.
Maar voor den aanleg van een bouwwerk moeten wij niet alleen bij de overlevering te rade gaan; de tegenwoordige eischen, de middelen en het terrein met zijn eigenaardige omgeving moeten worden bestudeerd, en daarom volgt hier eerst een korte omschrijving van die technische punten.
Vooral in westelijke richting breidt zich de stad Haarlem voortdurend uit tusschen de Leidsche Vaart en de Hollandsche spoorlijn in de richting van Leiden. Verschillende straten zijn daar aangelegd tot op de hoogte van den Raamsingel (als zuidelijke grens der oude stad). Een paar honderd meter verder heeft de ondernemingsgeest weer tusschen de weilanden eenige rijen huizen gesticht, die voorloopig wel de grens der bebouwde kom zullen aangeven. Halverwege die thans vrij liggende velden is het terrein afgebakend van 80 meter breedte en ongeveer de dubbele lengte, oost-west gericht, en onmiddellijk aan de Leidsche Vaart aansluitende, waarop de kathedraal gesticht zal worden. Van alle zijden zullen de bouwwerken dus vrij op het eigen terrein kunnen blijven.
De oriëntatie brengt hier mede, dat het kooreinde van af de beide kaden van de Leidschevaart het meest gezien zal worden. Dit gedeelte, hetwelk thans onmiddellijk zal worden gebouwd, vertoont de meeste afwisseling in vorm, en zal zich dus ook, zooals op het perspectivisch aanzicht hierbij is aangeduid, met spelende vormen van de verschillende standpunten kunnen vertoonen.
Wij bevinden ons hier juist op duizend meter afstand van de oude St. Bavo, die een lengte heeft van 108 meter, terwijl de nieuwe bouw, eenmaal voltooid, 100 meter lengte zal hebben, ongeveer overeenkomende met die van de Kathedraal St. Jan te 's-Hertogenbosch, zonder den westelijken toren.
De volgende beschouwingen hebben geleid tot de vaststelling der inwendige hoofdafmetingen, die de karakteristiek van het gebouw zullen moeten vormen.
Een breed middelschip, overeenkomende met dat van St. Jan en dat van den Dom te Keulen en slechts een meter smaller dan de zeer breede St. Bavo, maakt een grootschen indruk bij de godsdienstplechtigheden, en verzamelt een groote menigte zonder hinderpalen voor het doorzicht.
De zijpijlers, die dit middelschip van de zijbeuken zullen afscheiden, zijn in de oude hoofdkerk op zeven meter uit elkander geplaatst, even ver ongeveer als in de andere genoemde kathedralen. Dezen afstand hebben wij ver overtroffen en tot 10 meter verwijd, om daardoor het doorzicht naar alle zijbanken en kapellen zooveel ruimer te maken. Op elk punt van het gebouw zal men dan zooveel meer het geheel duidelijk met één blik kunnen omvatten Daarbij komt dat de oude St. Bavo slechts drie beuken heeft en de nieuwe er vijf zal tellen, die door vier rijen pijlers van elkander worden gescheiden. Nu maken in de St Jan en in den Dom te Keulen die vier rijen pijlers zeer zeker een tooverachtigen indruk, wanneer men vooral zijdelings daardoor den anderen muur tevergeefs zoekt; tusschen dat woud van pijlers en schalken verliest zich de muur in de verte, en wij krijgen een nog grooteren indruk van de afmetingen dezer beuken. De nieuwe St. Bavo wordt ook als parochiekerk gebouwd. Niet alleen zullen daar plechtigheden worden gevierd, maar binnen zijn muren moet dagelijks een groote schare van geloovigen met aandacht het H. Sacraficie aan het altaar kunnen volgen, en van den kansel af moeten die scharen ook bereikbaar zijn voor de stem. De hooge ontwikkeling van het middelschip, welke oogenschijnlijk door veel aaneengeschakelde pijlers nog toeneemt, moet hier dus worden beperkt; de sluitsteenen van het middelschip liggen op 22 meter uit den vloer.
Maar aan die ruimte paart zich dan beiderzijds, door de 10 M. breede bogen verbonden, de eerste zijbeuk, die 8.30 M. breed en 18 M. hoog, overeenkomt met het middelschip van menige ruime parochiekerk.
Tot afscheiding der buitenste zijbeuken, die ook als kapellen kunnen worden afgesloten, is nu een dubbel getal pijlers geplaatst, telkens op vijf M., welke weder medewerken om de muurvlakten te verdeelen en tevens de ruimte te vergrooten. Ook wat hoogte betreft, moeten deze beuken een tegenstelling vormen met de drie middelste beuken; de sluitsteen ligt op 6.80 M. boven den vloer.
Een streven naar groote hoogte-ontwikkeling zien wij van uit Frankrijk zich vooral in de XHIe eeuw verspreiden en in de Domkerk van Utrecht en de Sint Jan te 's-Hertogenbosch, met haar rijke pijlerbundels, den triomf vieren; terwijl reeds andere Noordnederlandsche kerken met haar enkelvoudige ronde zuilen en groote breedten evenals de oude St. Bavo veel indruk maken door de ontwikkeling der ruimte in de breedte met eenvoudige vormen, in groote vlakken omsloten. Dien weg hebben wij willen volgen, daar dit veelal overeenstemt met de eischen, die aan den bouw worden gesteld. Het is gebleken dat de St.-Stephanus-dom te Weenen drie schepen heeft, waarvan de hoofdafmetingen tamelijk nauwkeurig overeenkomen met die van het hiernevens voorgestelde plan. De zeer hooge zijbeuken maken daar, ontwikkeld in de rijke geledingen van het laatgothische tijdperk, overspannen met netgewelven, een grootschen indruk. De godsdienstige stemming onder een door het gebrande glas in alle de groote vensters zeer getemperde verlichting, is hier tot een hoogen graad bereikt.
Op het doorsnijdingspunt van middelschip en kruispand rijst de breede middeltoren met een open koepel inwendig hoog boven de gewelven uit, en zal door een krachtige verlichting van boven het middelpunt sterk teekenen, zoowel in- als uitwendig. Het midden van het kruis stelt het Hart des Verlossers voor, dat zich uit liefde voor ons met een lans liet doorboren, - elke christentempel is een monument, dat goddelijk Hart ter eere.
Deze koepel, 70 M. hoog, wordt uitwendig door vier trap torentjes geflankeerd en vertoont daarboven ook uitwendig den ronden vorm, dien hij inwendig heeft. Zoowel buiten als binnen heeft hij twee galerijen boven elkander, op verschillende hoogten door de vier trappen te bereiken. Hooge, smalle vensters verlichten het gewelf in den koepel, dat een hoofdpunt in de latere versiering, in kleurig mozaïek of tegelbezetting, zal moeten worden.
Aan de uiteinden der hoofdschepen naar de vier windstreken gericht, (evenals zoovele wegen, waarlangs de apostelen togen om alle volkeren der aarde het geloof te gaan verkondigen), staat eenerzijds de westgevel met een overwelfd portaal, waarboven een ruime tribune is aangelegd.
Ten einde te midden dier groote ruimte met hare vlakke muren en breede pijlers, toch een maatstaf te geven, waarmede de bezoeker onwillekeurig het geheel kan schatten en daardoor bewust van de ruimte en afmetingen geniet, zijn de smalle galerijen inwendig langs de muren van zijbeuken, middelschip, priesterkoor en ook boven in den koepel, met talrijke kleine boogjes op dunne zuiltjes verdeeld.
Hierdoor wordt dus een duidelijke tegenstelling verkregen met de groote bogen der drie hoofdbeuken.
Achter het hoogkoor, dat aanmerkelijk boven het schip der kerk, en eenige treden boven de omgevende zijbeuken gelegen is, vormen de zeven kapellen als zoovele kleine in zich afgesloten koortjes rond de altaren van O. Lieve Vrouwe, Sint Joseph, Sint Willibrordus enz. In de constructie van den bouw dienen de muren dezer kapellen tot steunbeeren (contrefort) der muren en gewelven van het hoogkoor; in de versiering zullen zij met de daarboven staande vensters zijn als stralen, verbeeldende de zeven gaven des H. Geestes, die van het hoofdaltaar uitgaan. De meest zuidelijke der zijbeuken van het koor is tot H.-Sacraments-kapel ingericht. Deze is wat meer afgesloten van de groote ruimte; hier zal een meer ingetogen stemming heerschen, vooral daar de vensters, die boven de aansluitende Kathedrale Sacristie licht nemen, hooger boven den grond verheven zijn dan in de overige deelen der kerk. Nevens de nis, waar het H.-Sacraments-