De Wettin-obelisk te Dresden. -
De fraaie koningsstad aan de Elbe, die al zooveel bezienswaardigheden aanbiedt, heeft een nieuw sieraad gekregen in de obelisk, opgericht ter herinnering aan het achtste eeuwfeest van het vorstenhuis Wettin.
Toen in Juni 1889 dit eeuwfeest gevierd werd, was in de Saksische hoofdstad het glanspunt der feestversiering het plein voor het koninklijke paleis tusschen de katholieke hofkerk, de Augustusbrug en het Brühlsche terras.
Het was een ingewikkeld vraagstuk geweest, hoe dit merkwaardige plein het zinrijkst te versieren; maar het was toch den bouwmeesters Schillung en Gräbner gelukt dit probleem op verdienstelijke wijze op te lossen.
De twee voornaamste stukken der versiering bestonden uit twee obelisken, in de vormen van den Italiaanschen barokstijl ontworpen. De acht zijvlakken waren op gelukkige wijze aangewend om aan de historische gedachte van het feest uitdrukking te geven. De tropeeën en sierwapens toch, aan alle zijden aangebracht, waren in overeenstemming met het karakter der acht verschillende eeuwen, die het huis Wettin heeft mogen beleven.
Van al de versieringen, voor de feestdagen aangebracht, bleven alleen de twee obelisken vrij langen tijd na het feest nog staan. Zoo kwam men op het denkbeeld, ze duurzaam ter herinnering aan het feest in stand te houden.
Dat plan vond instemming bij de stedelijke overheid; maar daar het plein te klein scheen om voor twee dergelijke monumenten ruimte te bieden, besloot men maar één obelisk op te richten en daaraan de sieraden, die ze beide gedragen hadden, te vereenigen.
nieuwsgierig aagje, naar de schilderij van c.v. bergen.
Als plaats voor de oprichting dezer zuil werd nu gekozen het plein aan den Taschenberg tusschen het Prinsenpaleis, den Zwinger en het koninklijk slot. De obelisk neemt een grondvlak in van 4½ meter in 't vierkant en heeft een totale hoogte van 19 meter. Daarvan komen ongeveer 9 meter voor het voetstuk en 10 meter voor de daaruit oprijzende zuil. Elke zijde van het voetstuk draagt een rijke wapengroep, die van de voorzijde bovendien de Saksische kroon op een kussen, in het middelgedeelte het tegenwoordige Saksische wapen en daaronder het opschrift: Providentiae memor (gedachtig aan de Voorzienigheid).
De rugzijde draagt in gouden letters het opschrift: ‘Opgericht door de hoofd- en residentiestad Dresden,’ de voorzijde: ‘Ter herinnering aan het jubelfeest der achthonderdjarige heerschappij van het vorstenhuis Wettin 1889.’
Boven het voetstuk, tegen de zijden der eigenlijke zuil aan, zijn kolossale vergulde lauwertakken aangebracht.
Het lichaam der obelisk is uit gedreven koper vervaardigd, terwijl de versieringsstukken in brons gegoten zijn. De koperen platen, waaruit de obelisk is samengesteld, hebben maar een dikte van 2,6 millimeter, doch het heele gewicht wordt toch nog op 300 centenaar berekend.