De kroning te Moskou.
Gedurende drie dagen voor de plechtige kroning en zalving van den czaar deelden herauten het heuglijke nieuws op de pleinen en de kruispunten der straten van Moskou mee. Op den dag der kroning zelf, den 26en Mei, weerklonken om zeven uur een en twintig kanonschoten, die met het gelui der klok van de kathedraal, waar de plechtigheid zou plaats hebben, het feest inleidden.
Weldra verschenen, tusschen een dubbele haag van gardes te paard, de buitengewone gezanten en het corps diplomatique, die zich langs de Roode Trap uit het paleis van het Kremlin naar het plein der kathedralen begaven. Langzamerhand werden de tribunes der kerk van Maria Hemelvaart, waar de kroning zou geschieden, met hooggeplaatste bezoekers en bezoeksters gevuld.
Eensklaps weerklonk trompetgeschal, terwijl de klokken luider begonnen te beieren: het was de keizerin-moeder, met de kroon op het hoofd en den mantel omhangen, die het eerst op een troon en onder een hemel in de kathedraal zou plaats nemen. Wie kan de smart peilen, die het hart vervulde der nog zoo jeugdige vorstelijke weduwe, die verplicht was een zelfde plechtigheid bij te wonen, als juist dertien jaar geleden met evenveel praal en luister plaats greep? Toen zette haar keizerlijke gemaal op haar hoofd de kroon, waarmee een eeredame haar voor den dag van heden opnieuw getooid had.
Op zijn beurt verscheen nu de keizer, gevolgd door de jeugdige keizerin. Een eindelooze stoet ging hen vooraf en trok door de kerk, die enkel voor een gedeelte der talrijke hoogwaardigheidbekleeders ruimte bood. Achter het keizerlijke paar werden de deuren gesloten, en alleen geschutsalvo's en klokgelui zouden aan de honderdduizenden daarbuiten de verschillende phasen der plechtigheden aankondigen, waarvan ternauwernood duizend personen getuige waren. Maar die duizend vertegenwoordigden alle provincies van Rusland en alle volken der twee werelddeelen.
In de kerk, gevuld toch met personen, die overal elders een eerste rol zouden spelen - vorsten, generaals, gezanten - trok alleen de keizerlijke familie aller aandacht. De czaar was bleek, maar waardig; de keizerin Alexandra Feodorofna, in zilverlaken gekleed, had een hoogen blos van ontroering, en de keizerinweduwe tranen in de oogen. De grootvorsten en grootvorstinnen waren ernstig en vol deelneming.
Toen de keizer en de keizerin de treden der estrade beklommen en plaats genomen hadden op de tronen der czaren Michaël Feodorowitsj en Jan III, hief het koor een lied tot dankzegging aan. Nicolaas II omhing zich met den keizerlijken mantel en boog het hoofd, waarop de metropolitaan van St.-Petersburg hem zegende. Het uur der kroning was gekomen. Men kroont den czaar niet: hij kroont zich zelf. De keizerlijke kroon, die uit 2400 diamanten bestaat en waarboven een kruis uitsteekt, uit de handen van den metropolitaan aannemende, plaatste Nicolaas II zich die zelf op het hoofd.
Hij was keizer, en honderd een kanonschoten deelden het aanstonds aan de grijze hoofdstad mee, waarop binnen de ommuring van het Kremlin een geweldig hoera losbrak, dat weerklank vond tot in de verst afgelegen wijken der stad.
Nadat de keizer zich de kroon op het hoofd had gezet, hield de metropolitaan een toespraak en nam de czaar van het kussen, dat deze hem aanbood, schepter en rijksappel aan. Eenige weinige oogenblikken zetelde de machtige heerscher, deze insigniën dragende, op zijn troon, daarna stond hij op, legde appel en schepter weer op de door hoogwaardigheidbekleeders gedragen kussens en riep zijn gemalin. Deze naderde en knielde voor hem op een purper fluweelen, met goud doorstikt kussen neer. Hij nam zich de kroon van het hoofd, raakte daarmee het voorhoofd der keizerin aan en kroonde zich daarna weer. Van een kussen nam hij nu de kleinere kroon der keizerin, tooide daarmee haar bevallig hoofd en omhing haar daarna met den hermelijnen mantel en de keten der Andreas-orde.
De keizerin stond thans op en nam evenals haar gemaal op haar troon plaats, terwijl de aartsdiaken het ‘Heer, behoed den keizer’ en het ‘Heer, behoed de keizerin,’ aanhief. De keizerlijke familie en de vorstelijke gasten bestegen de estrade om het gekroonde keizerspaar hun gelukwenschen aan te bieden.
De czaar knielde nu neer en las de voorgeschreven gebeden uit den foliant, dien de metropolitaan van St.-Petersburg hem voorhield. Hierna stond hij op, en thans wierpen de kerkvorst en met hem al de aanwezigen zich op de knieën, om uit naam van het heele volk voor den keizer te bidden. Deze alleen stond rechtop, met de teekenen zijner waardigheid getooid, te midden der knielenden, terwijl het zangkoor het Te Deum aanhief. Dit aangrijpend oogenblik uit de kroningsplechtigheid stelt de gravure in dit nummer voor.
Op het Te Deum volgde de Mis, die de keizer ongekroond bijwoonde. Toen hij het hem voorgehouden boek na het Evangelie gekust had en de zangers een nieuwen lofzang, dien der Communie, aanhieven, spreidde de burgerlijke gouverneur van Moskou een fluweelen strook en daarover een tapijt van goudstof uit van den troon tot aan de Heilige Poort. Twee aartsdiakens trokken de einden van daar naar het Allerheiligste tot het altaar, dat daar onder een vast baldakijn staat. Twee aartsbisschoppen bestegen de trap tot aan den troon, om het keizerspaar mee te deelen, dat de plechtigheid der zalving kon beginnen. Czaar en czarin, omgeven door hun bloedverwanten en de hoogwaardigheidbekleeders des rijks, van het hof en het leger, alsmede door de dragers der keizerlijke insigniën, begaven zich naar het Allerheiligste, waar de metropolitaan van St.-Petersburg den monarch met een gouden staafje, in de gewijde olie gedoopt, voorhoofd, oogleden, lippen, ooren, borst en handen zalfde. De metropolitaan van Kiëf droogde met een doek de sporen der zalving af. Dezelfde plechtigheid werd aan de keizerin voltrokken, doch van haar werd enkel het voorhoofd met de gewijde olie gezalfd.
Opnieuw weergalmden het luiden der klokken en de doffe donder van honderd en een kanonschoten. In het Allerheiligste, waar de keizer door den metropolitaan van St.-Petersburg werd binnengeleid, ontving hij geknield de Communie in beide gedaanten als ‘opperste bisschop.’ De keizerin ontving de Communie alleen onder de gedaante van brood evenals alle leeken.
Nu begaven de beide Majesteiten zich weer naar haar tronen terug, luisterden weer naar het zingen van lange liederen, woonden nog een Mis bij en kusten het haar voorgehouden kruis. Hiermee was de heilige handeling ten einde. De keizer zette zich de neergelegde kroon weer op het hoofd, nam schepter en rijksappel en aanvaardde met de keizerin de gelukwenschen der geestelijkheid en andere aanwezigen. Langzamerhand verlieten de verschillende hoogwaardigheidbekleeders de kerk, om zich buiten in den stoet op te stellen. Het eerst volgde hen de keizerin-weduwe, die aan het Zuiderportaal werd opgewacht door de eeredames en hooge officieren uit de staven der grootvorsten, om haar onder haar troonhemel naar de Roode Trap en naar het paleis te geleiden.
Na haar verlieten de keizer en de keizerin in vol ornaat, met kroon en hermelijnen mantel, de kathedraal, om zich over het met rood doek bedekte plein, te midden van klokgelui en kanongebulder, naar de kerk van den aartsengel Michaël te begeven. Een onbeschrijfelijk gejubel van tienduizenden begroette het keizerlijk paar. De bisschop van