De feestelijkheden te Moskou.
Den 18en Mei kwamen de czaar en de czarin van Rusland te Moskou aan en namen hun intrek in het aan de buitenzijde gelegen Petrofski-paleis, waar zij zich in stilte voorbereidden tot de plechtige kroning. Den 2 ren Mei hielden Hunne Majesteiten hun feestelijken intocht in de oude stad en namen bezit van het Kremlin. Den 26en Mei eindelijk had de kroning plaats in de Oespenski- of Hemelvaartskerk.
Voor het Russische volk en de tallooze vreemdelingen, die van heinde en ver naar Moskou waren gestroomd, was de plechtige intocht in de feestelijk getooide stad, onder kanongebulder en het luiden der klokken, ongetwijfeld het belangrijkste en schitterendste moment.
Terwijl toch tot de kroningsplechtigheid slechts weinige bevoorrechten waren toegelaten, kon het volk den ontzaglijken, van goud en edelgesteenten flonkerenden stoet zien, daar de afstand van het Petrofski paleis tot het Kremlin bijna zeven kilometer bedraagt.
De Twerskaja, die van het paleis naar het hart der oude keizersstad leidt, was schitterend getooid met triomfbogen, vlaggen en versieringen van allerlei soort, en achter de dubbele rij van soldaten, die den weg hadden afgezet, verdrongen elkander honderdduizenden toeschouwers.
Toen het twaalf uur sloeg, werd de plechtigheid aangekondigd door het luiden der groote klok van de poort van den Verlosser, gevolgd door het afvuren van het geschut op de muren van het Kremlin. Daarna deelden zeventig saluutschoten mee, dat de czaar de grens der oude stad had overschreden. Hier bood grootvorst Sergius, de gouverneur-generaal van Moskou, den keizer, overeenkomstig het oude gebruik, brood en zout aan, en dezelfde plechtigheid werd later nog door den burgemeester en de stedelijke overheden herhaald.
De optocht zelf vormde in zijn mengeling van Westersche en Oostersche pracht een schitterenden stoet. Met de vertegenwoordigers van den hoogen Moskouschen adel en de buitengewone gezanten wedijverden in pracht de schatplichtige vorsten uit het Oosten, met den khan van Khiwa en den emir van Boekhara aan het hoofd.
De keizer zelf zat op een melkwitten hengst en was gekleed in de donkergroene kolonels-uniform van de Preobrajenski-garde. De czaar werd onmiddellijk gevolgd door de leden van zijn militair huis, generaals en adjudanten, een heelen stoet van grootvorsten en buitenlandsche prinsen.
Hierna verscheen de prachtige, door acht roomkleurige paarden getrokken staatsiekoets, waarin de keizerin-weduwe Maria Feodorofna was gezeten. Elk paard werd door een palfrenier bij den teugel geleid, vier kozakken reden naast de portieren en zes pages van de hofhouding er achter.
Nu volgde de groep met de tweede hoofdpersoon van den optocht, de jonge, bevallige czarin Alexandra Feodorofna. Zij, zoowel als de keizerin-moeder, was gekleed in een Russisch costuum van zuiver wit en zilver brocaat en droeg een kroon met kostbare parelen op het hoofd.
Onderweg hield de stoet nog stil bij de Iberische kapel, waar een wonderbeeld der Moeder Gods vereerd wordt. De keizer steeg van het paard, de keizerinnen uit haar koetsen, en de metropolitaan van Moskou bood hun het kruis te kussen en wijwater aan, waarna zij voor het wonderbeeld gingen bidden. De Iberische Maagd is de beschermster van Moskou en staat bij de Russchen in zoo hooge eer, dat zelfs geen czaar het zou durven wagen, het Kremlin te betreden, zonder aan haar voeten gebeden te hebben.
Op het Roode Plein was het schouwspel van den stoet het indrukwekkendst, daar deze zich er ruimer kon ontplooien dan in de betrekkelijk nauwe Twerskaja. Van dat plein is dan ook de photographie genomen, waarnaar onze gravure vervaardigd is, die de staatsiekoetsen der beide keizerinnen te zien geeft, terwijl de czaar juist met ontblooten hoofde onder de Heilige Poort doorgaat, de voornaamste der vijf poorten, die toegang verleenen tot het Kremlin.
Ook van dit gebouw, of liever, dit samenstel van gebouwen geven wij in dit nummer een afbeelding, terwijl het volgende nummer nog gezichten zal bevatten van een paar der beroemdste kerken, die het ontsluit.
Het Kremlin is een groote driehoek, door een wal en een muur met veel torens omgeven, en vormt als het ware een stad op zich zelf, met paleizen, kerken, kloosters en particuliere huizen. Voor het eerst werd het in 1367 tegen de invallen der Tartaren versterkt, doch deze versterking bestond enkel uit palissaden van eikenhout, tot Iwan III wallen en muren deed aanbrengen.
Het inwendige was bestemd voor de hofhouding van den czaar, de hooge geestelijkheid en de aanzienlijkste bojaren. Op het grootste der pleinen in het Kremlin werd voor den vermoorden keizer Alexander II, den czaar-bevrijder, zooals het volk hem noemt, een grootsch gedenkteeken opgericht. Naar het zuiden verheft zich het groote paleis, door Nicolaas I gebouwd in de plaats van dat, hetwelk in 1812 door den ontzettenden brand vernield werd. Verder bevat het Kremlin een kleiner paleis, waarin Alexander II geboren is, en dat meestal de keizerlijke familie bij haar verblijf te Moskou tot woning dient; het oude czarenpaleis, de schatkamer, de Hemelvaartskerk, waarin de kroning geschied is, de St.-Pieterskerk met de begraafplaatsen der Romanofs, het vorstengeslacht, dat reeds meer dan tweehonderd jaren over Rusland regeert, de kathedraal van den aartsengel Michael, de kerk van Maria Boodschap en die van den H. Verlosser, het gebouw der Synode, het arsenaal, het Senaatsgebouw en verschillende kloosters.
De toren, die zich achter het groote keizersplein verheft, is de klokketoren van het Kremlin, de zoogenaamde Iwan. Hij bereikt een hoogte van meer dan 100 meter en bevat behalve de grootste klok ter wereld nog 34 kleinere klokken.
Terwijl de eene zijde van den Kremlin-driehoek door de Moskowa begrensd wordt, strekt zich aan de andere een park, de Alexander-tuin, uit, terwijl het Roode Plein de grens voor de derde zijde is.
Onder de talrijke kloosters, die Moskou herbergt, staat het klooster voor jonge dames op den eersten rang. Het is een geweldig omvangrijk gebouw, met een hoogen muur en tal van torens omgeven, waarin zich niet minder dan zes kerken bevinden. Door Wassili Iwanowitsj in 1524 gesticht, werd het klooster herhaaldelijk verwoest en door czaar Michael, uit het huis der Romanofs, gerestaureerd. Na den opstand der Strelitzen hield Peter de Groote daarin zijn heerschzuchtige zuster Sophia gevangen, die, streng bewaakt, onder den naam van zuster Suzanna den sluier moest aannemen. Zij stierf in 1704 en ligt in het klooster begraven.