De H. Antonius predikt voor de visschen. -
De naderende feestdag van den algemeen vereerden en geliefden heilige, door de Kerk op den 13en Juni gevierd, biedt ons een welkome aanleiding om onzen lezers een tafereel uit zijn leven aan te bieden en wel een voorstelling zijner wonderbare prediking voor de visschen.
De H. Antonius was een groot prediker. Natuur en genade schenen hem voor dat verheven ambt bij uitstek gevormd te hebben. Zijn uiterlijk was innemend, zijn optreden aangenaam en ongedwongen; zijn blik won door zijn vriendelijk uitzicht ieder, tot wien hij dien opsloeg. Hij had een krachtige, heldere, welluidende stem, een diepe kennis van de gewijde schriften en een bijzonder trouw geheugen. Met deze voordeelen vereenigde hij een groote aantrekkelijkheid van voordracht; hij wist zijn toehoorders in de ziel te grijpen, hen tot goede voornemens te bewegen en tot ijver voor den dienst des Heeren aan te vuren.
Door en door thuis in de H. Schrift, kende hij ook het gelukkige geheim, ze met juistheid en ongezocht op de meest onderscheiden onderwerpen, die hij behandelde, toe te passen. Vandaar de groote helderheid en de gloed zijner rede. Hij sprak met een bewonderenswaardige zalving. De liefde van zijn hart ging in zijn woorden over en ontvlamde de harten van al degenen, die ze aanhoorden. Als een echt leerling en navolger van Christus deelde hij anderen rijkelijk van zijn overvloed mee.
Zoodra Antonius het predikambt op zich genomen had, wijdde hij zich met allen ijver aan die verheven taak en verwisselde daarom de rust der stille kluis, waar hij in strenge waakzaamheid over zich zelven zich in alle deugden geoefend had, met de onvermoeidste inspanning tot stichting zijner broeders.
Vol verachting voor de wereld en haar valsche grondstellingen en daarbij vol teedere bezorgdheid voor zijn medemenschen, zocht hij alleen hun zieleheil, en ver boven alle menschelijke overwegingen verheven, verloochende hij nooit de ware beginselen van het Evangelie, maar verkondigde grooten en kleinen, zonder aanzien des persoons, de waarheid. Hij vreesde geen macht ter wereld en geen doodsgevaar kon hem weerhouden te zeggen wat hij plichtmatig achtte; met onversaagde strengheid trad hij op tegen de dwingelandij der grooten. Machthebbers, die een berispelijk leven leidden, bracht hij zoo ernstig hun plicht onder het oog, dat zijn vrijmoedigheid hem meermalen het leven had kunnen kosten.
de nieuwe sjah van perzië moezaffer eddin.
Zijn rede was intusschen altijd, naar gelang der onderscheiden gelegenheden, als met het zout der genade gekruid; hij sprak met bevalligheid en strengheid te gelijk, om zoowel liefde als vrees in te boezemen. Zijn preeken waren om zoo te zeggen bitterzoet, daar hij den zondaar schrik aanjoeg voor het goddelijk strafgericht en te gelijk de angstvallige zielen opbeurde en aanmoedigde door hun vertrouwen op de barmhartigheid Gods op te wekken. Paus Gregorius IX, die hem te Rome hoorde, noemde hem diepzinnig: ‘de ark des verbonds,’ hiermee te kennen gevend dat hij hem als een rijken schat van geestelijke goederen beschouwde.
God zegende den apostolischen arbeid van zijn dienaar met wonderbare uitkomsten. De hardnekkigste dwaalleeraars en de verstoktste zondaars wierpen zich aan zijn voeten en verklaarden zich overwonnen. Antonius bracht overal, waar hij verscheen, een algemeene verandering der zeden te weeg. De toeloop om hem te hooren was zoo groot, dat geen kerk de scharen bevatten kon; dikwijls predikte hij voor meer dan dertig duizend menschen te gelijk. De heilige was dan verplicht, op openbare pleinen of in het open veld te prediken. Zoo trok hij steden en dorpen door met een ijver, waaraan niets kon weerstaan.
Hij predikte in Italië, in Frankrijk, in Spanje. Toen hij eens te Rome voor het talrijk verzamelde volk uit alle deelen der Christenheid predikte, werd hij door allen verstaan in hun eigen spraak. Het behaagde alzoo den Heer, hier ter verheerlijking van Zijn dienaar het wonder van het Pinksterfeest te vernieuwen.
Meermalen trouwens was het hem gegeven door wonderen zijn woorden kracht bij te zetten. Waar het verstokt gemoed der menschen zich tegen zijn woord verhardde, gaven de redelooze schepselen getuigenis van de waarheid zijner prediking.
Eens nu predikte de heilige Antonius te Rimini, waar zich vele ketters ophielden, wier dwaalleeringen hij wenschte te weerleggen om de dwalenden aldus tot het licht des geloofs te brengen.
Zij echter weigerden in hun verblindheid den prediker het oor te leenen. Nu begaf hij zich naar den mond der rivier Marecchia aan den oever der zee en riep hier in den naam des Heeren de visschen op, om zijn prediking, die door de ketters versmaad werd, te aanhooren.
‘Verneemt, gij visschen van de zee en de rivier,’ zoo sprak hij, ‘het woord Gods, dat de ongeloovigen weigeren te aanhooren.’
En aanstonds kwam een zoo groote menigte visschen van allerlei soort en grootte aangezwommen als men nog nooit bijeengezien had. Zij strekten de koppen boven het water uit, als begeerig het woord van Antonius op te vangen.
‘Mijn broeders, gij visschen,’ ging hij voort, ‘ge zijt verplicht op uw manier den Schepper te danken, die u tot woning een zoo edel element gegeven heeft, zoodat gij naar uw behoefte zoet of zout water hebt. Daarbij heeft de Schepper u veelvuldige toevluchtsoorden geopend, waar gij de gevaren der stormen kunt ontgaan. Hij gaf u een helder en doorschijnend element, opdat gij te lichter uw weg en uw voedsel mocht vinden.
Reeds bij de schepping der wereld hebt gij, u tot zegen, van God het bevel gekregen, u te vermenigvuldigen. Gij zijt, toen bij den zondvloed al de levende wezens, die buiten de ark omzwierven, verloren gingen, zonder letsel behouden gebleven.
Met vinnen gesierd en met kracht begaafd, zwemt gij overal heen waar het u behaagt. U werd het opgedragen, den profeet Jonas te bewaren en hem na drie dagen aan land te brengen. Gij hebt onzen Heer en Verlosser Jesus Christus, toen Hij in zijn armoede niets had om den cijns te betalen, de daartoe noodige munt geleverd. Gij hebt voor en na de verrijzenis den eeuwigen Koning tot spijze gediend. Daarom zijt gij ook verplicht, God te loven en te prijzen, daar gij boven de overige dieren zoovele en voortreffelijke genaden van Hem ontvangen hebt.’
Bij deze woorden gaven de visschen, naar in Antonius' leven vermeld wordt, hun instemming te kennen door de bekken te openen, de koppen te buigen en met alle teekenen van eerbied den Allerhoogste te loven. Dit wonder maakte op de ongeloovigen een overweldigenden indruk en becshaamd baden zij den Heilige, dat hij nu ook voor hen zou prediken. Antonius sprak hun met zulke kracht en zulke zalving over het katholiek geloof, dat allen zich bekeerden en in den schoot der ware Kerk lieten opnemen.